zondag 2 augustus 2015

Magdalena z Kwieciszowice 69

Zittau, 23 sierpnia 1426
Wczoraj był siedzibą sędziów, na których ojciec tak czekał. Ponieważ ojciec został zdetronizowany jako sędzia, on właściwie nie miał dostęp do sala radzie. Ale nikt nie zatrzymał go, gdy przyszedł. Najpierw miałby nowy radny wybrany, ponieważ kadencja Hans Koschil skończył. Chociaż wszyscy członkowie rady wiedzieli o skierowanego przeciwko niemu oskarżenia, był jeszcze raz jednogłośny wybrany na radnego. Ojciec widział to jako dobry znak dla już udanej uznania rada.

Następny pismo wstydu od von Raussendorf było przeczytane, i towarzyszącego list Ojca Ignacego. Niektórzy radny śmiali się głośno, kiedy zarzut o otwieranie brama została odczytana, a burmistrz musiał prosić o spokój.

Jednakże w piśmie Ignacego, zarzut ten został pisane jako fakt. Przedstawione jaki dowodów na to był, że w mieście był znane:;

1. żona Hansa Feuring jest dochodzace obce, prawdopodobnie z Bohemach, i dlatego należy do Husytów. Jej mąż robi jej wskazanie.
2. żona Hansa Feuring jest nieochrzczone, i  dlatego nie jest objęte przez chrzestny chrześcijanin mieszkańców złożone przysięga dotyczące posłuszeństwo do papieża. Ona jest dlatego wolno działać nawet przeciw papieżowi.
3. nieochrzczonych zona Hansa Feuring stała uznana za czarownicę. Dziewica na posesja jednego z dzierżawca Hansa Feuring widziała, jak jego żona krowa, która nie dawała mleko, coś szepnęła w ucha. Dlatego krowa, tydzień później znowu zaczynała dać mleko.

On, Ojciec Ignacy, zostało zlecone przez radę biskupią, aby zebrać dowody przeciwko żona Hansa Feuring oraz dokonać werdykt. W tym zarządza się, że głównym hetman miastem, jak w przysiędze jest pisane, aby aresztować żona Hansa Feuring, i przynieść ją do przesłuchań do klasztoru. Kiedy rozkaz te nie jest wykonywane natychmiast, to on bezpośredni pisze wiadomość o mieście Zittau, zawierający nazwie sędziów , do papieża. Żaden z sędziów w tym przypadku może opuścić miasto bez jego zgody. Uznano to za łamanie przysięgi wobec papieża Marcina w Rzymie, i tak będzie ukarane.

Zittau, 23 augustus 1426
Eergisteren was de zitting van de raadsheren, waarop vader zo gewacht heeft. Omdat vader als rechter afgezet was, had hij eigenlijk de raadszaal niet binnen gemogen. Maar niemand hield hem tegen, toen hij kwam. Als eerste moest er een nieuwe raadsheer gekozen worden, omdat de ambtstijd van Hans Koschil zou aflopen. Hoewel alle raadsleden van de beschuldiging tegen hem wisten, werd hij toch nog een keer éénstemmig tot raadsheer gekozen. Vader zag dat zeker als een goed teken, voor een reeds succesvol inzicht van de raad.

Toen werd de schandebrief van von Raussendorf voorgelezen en aansluitend een daarbij gevoegde brief van Pater Ignatius. Enige raadsheren begonnen luid te lachen, toen de laster van het openen der stadspoorten voorgelezen werd, en de burgemeester moest eerst om kalmte vragen.

In de brief van Ignatius, werd deze bewering echter als feit neer gezet. Als bewijs werd aangevoerd, dat in de stad bekend was;

1. De vrouw van Hans Feuring is een aangelopene, waarschijnlijk uit Bohemen en hoort daarom bij de Hussieten. Haar man volgt haar aanwijzingen.
2. De vrouw van Hans Feuring is ongedoopt, en valt daarom niet bij de door de gedoopte, christelijke bevolking afgelegde eed wat betreft de gehoorzaamheid aan de paus. Ze is daarom vrij, ook tegen de paus te handelen. 
3. De ongedoopte vrouw van Hans Feuring is als een heks herkend geworden. Een maagd op de hof van één van de pachters van Hans Feuring heeft gezien, hoe zijn vrouw een koe, die geen melk meer gaf, iets in het oor gefluisterd heeft. De koe is daardoor een week later melk gaan geven.

Hij, pater Ignatius, heeft van de bisschoppelijke raad de opdracht gekregen, bewijs tegen de vrouw van Hans Feuring te verzamelen en een oordeel te vellen. Bij deze is de stadshoofdman bevolen, in navolging van de afgelegde eed, de vrouw van Hans Feuring gevangen te nemen, en voor verhoor naar het klooster te brengen. Worden deze bevelen niet direct uitgevoerd, zo zou hij per ommegaande een bericht over de stad Zittau, met daarin de raadsheren bij naam genoemd, aan de paus sturen. Geen van de raadsheren mocht in dat geval de stad verlaten zonder zijn toestemming. Dat werd als eedbreuk gezien tegenover de paus Martin in Rome, en als zodanig bestraf worden.

Geen opmerkingen: