zaterdag 13 januari 2018

Konstantin von Wegerer 110

Schaffgotschow

W ten sposób odpowiadaliśmy szczegółowy na  każde oskarżenie, nawet jeśli tekst nie był wart tego. Na przykład Hans Ulrich został oskarżony w pkt 13, że on chciał dać częśc Śląska do polskiej korony. Hans Ulrich ustalał w jego obronie, że nie nikogo mu to rozkazał, i że nikogo istnieje który mógłby to z prawdą potwierdzić. Również obalił oskarżenie sam siebie, bo on nie był człowiekiem, który mógłby dawać część ziemi do korony polskiej. I dodał jeszcze do tego: on, który głosił ten nieprawdę, na pewno nie znają polską koronę.

Na końcu w oskarżenie 29 rozmieszczenia pułku w Opawa był oznaczone za zdradę cesarzowi. Hans Ulrich jednak mógł dowodził, że rozmieszczenie na rozkaz ówczesnej general broni Gallas, który później został mianowany dowódca przez cesarza, a miała już miejsce długo przed spotkaniem w Pilzno. Również ten zarzut był całkowicie bezpodstawne i wykonana w kompletnej nieznajomości procedur wojskowych. W tym można jednak poznać, kto stoi za tego szkodliwego oskarżenia w sądzie wojennego.

Wszystkie nasze próby były daremne. Sąd wojskowy skazał Hans Ulrich początku kwietnia 1634 do najpierw odcięcie ręki, a następnie do odcięcie głową. Sędziowie dodany do sądu wojennego uważali skazano na karę śmierci we wszystkich formach według prawo, jednak nalegali u cesarza, aby przez metody tortury, forsować Hans Ulrich przyznać do dalszych przestępstw, żeby kara wtedy była uzasadniona. Zdanie to zostało podpisane przez obu prezydentów Slavaty i von Strahlendorf i trzy cesarskie doradców Hillebrand, Pucher i Prickelmeyer.


Zo beantwoordden we uitvoerig elke aanklacht, ook als de tekst het niet verdiende. Zo werd Hans Ulrich in punt 13 aangeklaagd, dat hij een deel van Silezië aan de Poolse kroon had willen doen toekomen. Hans Ulrich stelde nu in zijn verdediging vast, dat hem zoiets niet bevolen was, en dat er niemand kon bestaan, die dit met waarheid kon bevestigen. Ook weerlegde de aanklacht zichzelf, omdat hij helemaal niet de man was, die een deel van het land aan de Poolse kroon had kunnen afgeven. En hij voegde daar nog aan toe: diegene die deze onwaarheid had aangebracht, zou zeker de Poolse kroon niet kennen.

Tenslotte werd in aanklacht 29 de stationering van een regiment in Troppau als verraad aan de keizer aangemerkt. Hans Ulrich kon echter bewijzen, dat de stationering op bevel van de toenmalige generaal - luitenant Gallas was, die later door de keizer tot opperbevelhebber van het leger werd benoemd, en al lang voor de Pilsener bijeenkomst had plaats gevonden. Ook deze beschuldiging was helemaal uit de lucht gegrepen en in volledige onwetendheid van de militaire procedures geformuleerd. Hieraan herkende men echter, wie achter deze kwaadaardige beschuldigingen bij de krijgsraad kon zitten.


Al onze pogingen waren vergeefs. De krijgsraad veroordeelde Hans Ulrich begin april 1634 tot het eerst afhakken van een hand, gevolgd door het afhakken van zijn hoofd. De raadsheren toegevoegd aan de krijgsraad vonden de ter doodveroordeling in alle vormen rechtsgeldig, drongen er echter bij de keizer op aan, om door middel van martelingen Hans Ulrich verdere misdaden te laten bekennen, zodat de straf gerechtvaardigd was. Deze zin werd ondertekend door de beiden presidenten Slavata en von Strahlendorf, alsmede de drie keizerlijke raadsheren Hillebrand, Pucher en Prickelmeyer.

Geen opmerkingen: