zondag 24 juli 2016

Konstantin Wegerer 39





Mój koń międzyczasie odpoczywał przed domem. Wspinałem na konia, dał mu leciutka uderzenie na tyłek, cmoknął z mój język, i od razu zrozumiał to jako komenda dla szybszego biegu. Mieliśmy podróż od około trzech godzin przed sobą i dni na wiosnę nie były jeszcze długie. W każdym razie, nie chciałem jechać w ciemność na drogach, które nie były mi znane. Najkrótsza droga od Nove Mesto byłoby bezpośrednio przez górami w dolina Kwisa, ale nie znalem ta droga. Dlatego pojechałem najpierw do Jindrichovice, gdzie byłem już w początek mój podróż. Stąd wiedziałem, dalszej droga w dolina Kwisa i do zamek Gryf. Decyzja ta okazała się dość szybko dobre, bo mój koń poruszający pod górę, szybko, się zmęczył, a ja musiałem dlatego pojechać w wolniejszym bieg. Dlatego zmierzch już zaczynała, kiedy sięgnąłem szlaku handlowego od Zittau do Mirsk, a ja znów byłem na mnie znanym terenie.


Powitanie na Gryf był bardzo serdeczny. Miałem uczucie że wrócę do ciepłego dużą rodzinę. Służący jeźdźca dbał o mojego konia, więc od razu można poinformować Pani od mojej jazdy. Kiedy przyszedłem do jej pokojów, prosiłem dziewicą aby mnie zameldować i zapytać, czy miałem jeszcze tego samego dnia raportować. Dziewica ledwo zniknął w pokoju, i drzwi otworzyły się, a sam Pani Eleanora wyszedł i krzyknęła: "Do środku w tobie, do środku w tobie oczekiwaliśmy cię wczoraj"


Potem dopiero widziałam, że nie siedział młody człowiek w wygodnie fotelu. Zrobiłem mały ukłon i przedstawiłem się. Potem uśmiechnął się i powiedział: "Słuchałem już od młodego ratownika i jestem pewien, że inteligentny jeździec może myśleć, kim jestem". Wtedy on również wstał robił krótki ukłon; "Johann Georg von Hohenzollern auf Sygmaringen". Usiadł znowu i po chwili dodał:"., a teraz usiąść, wypij kieliszek czerwonego wina z nas i opowiadaj swój raport.




Mijn paard had zich intussen voor het huis uitgerust. Ik steeg op, gaf hem een tikje op de kont, klakte met mijn tong, want hij meteen als een bevel voor een snellere gang begreep. We hadden nog een rit van ongeveer drie uur voor de boeg, en de dagen in het voorjaar waren nog niet lang. In ieder geval wilde ik niet in het donker rijden op wegen die me niet bekend waren. De kortste weg vanaf Neustadt zou direct over de bergen in het Queisdal geweest zijn, maar ik kende deze weg niet. Daarom reed ik eerst naar Heinersdorf, waar ik op de heenweg ook al was geweest. Vandaar kende ik de verdere weg in het Queisdal en naar Greiffenstein. Deze beslissing bleek al snel heel goed te zijn, want mijn paard werd bij het bergop rijden zienderogen moe, en ik moest in een langzamere gang gaan rijden. Daarom schemerde het al, toe ik de handelsweg van Zittau naar Friedeberg bereikte, en ik me weer op bekend terrein vond.


De begroeting op de Greiffenstein was zeer hartelijk. Ik had het gevoel in een hartelijke grote familie terug te keren. Een ruitersknecht verzorgde mijn paard, zodat ik meteen de vrouwe over mijn rit kon vertellen. Toen ik bij haar kamers kwam, vroeg ik een maagd me aan te melden, en te vragen of ik nog dezelfde dag verslag moest doen. De maagd was nog maar kort in de kamer verdwenen, of de deur vloog open en Vrouwe Eleonora kwam zelf naar buiten en riep: ‘Naar binnen met jou, naar binnen met jou, we hadden je gisteren al verwacht.’


Daarna zag ik pas, dat in een gemakkelijke stoel een jonge heer zat. Ik maakte een kleine buiging en noemde mijn naam. Daarop glimlachte hij en zei: ‘Ik heb al van de jonge redder gehoord en ben er zeker van, dat de slimme ruiter wel denken kan, wie ik ben.’ Vervolgens stond hij op, maakte eveneens een korte buiging: ‘Johann Georg von Hohenzollern auf Sygmaringen.’ Hij ging weer zitten en na een korte pauze voegde hij toe: ‘en nu ga zitten, drink een glaasje rode wijn met ons en breng je verslag uit.’

Geen opmerkingen: