Het dagboek ‘Magdalena uit Blumendorf’ is ongetwijfeld
het meest aansprekende dagboek van de vier gevonden dagboeken onder het dak van een huis in Blumendorf . Mijn hoop is dat het ooit eens verfilmd word.
Het gaat over arm en rijk, verschil in religie, strijd tegen onrecht, heldendaden,
en natuurlijk .....liefde. Of er ook een happy end is? Veel leesplezier. Het eerste gedeelte (het verslag van twee dagen)was in zo'n slechte staat dat het niet meer leesbaar was.
..... gewaarschuwd was.
Dat bleek later een beetje overdreven, de zomer was dit jaar zo warm en
zo droog, dat de rivier bijna helemaal opgedroogd was. Slechts een klein
stroompje liep er nog door de rivierbedding, zo weinig, dat er zelfs de dorst
van de paarden niet mee gelesd konden worden.
Bij de herberg was een brede bron met koel water, waar zich de
voermannen en hun paarden aan tegoed deden. Bij de overloop waste ik me de stof
van het gezicht, en had maar al te graag een bad in de trog genomen. Maar dan
ik ik ze zeker met de zweep van deze of gene voerman gekregen. Ik leste mijn
dorst en ging de herberg binnen.
Hans had al een kleine kamer voor ons gevonden met een
raampje met uitzicht op de rivier. Zo werd er wat frisse lucht naar binnen
geblazen, maar ondanks dat rook het er muffig en vuil. Dat kwam door de oude schoven
stro waar we op moesten slapen. Net toen ik vers stro voor ons lager wilde gaan
halen, werd de kamerdeur open gestoten en stond Hans voor me met een grote
hoeveelheid gedorst stro. In de slechts
enkele dagen die we met ons gespan onderweg zijn, werden we ondanks het grote
leeftijdsverschil zeer goede vrienden. Toch kan Hans het niet laten om me er
steeds weer op te wijzen, dat mijn vader hem opgedragen heeft om op mij te
passen met alle rechten en niet uitsluitend plichten. Maar Hans weet ook hoe
walgelijk ik viezigheid overal vind. Het oude stro vloog door het raam naar
buiten. Daar verzamelde Jörg het, en maakte daar zijn slaapplaats van, onder
onze wagen. In het begin verwonderde het me, dat onder elke wagen tenminste één
van de voerknechten sliep. Maar Jörg heeft me verteld dat zich een keer ’s
nachts, een struikrover in zijn wagen geslopen was. Die is toen een hele dag
met hun meegereisd, zonder dat ze er erg in hadden. Tenslotte hadden ze hem
toch ontdekt omdat hij moest pissen, en dat in de wagen en zelfs op de lading
deed. Sindsdien past hij goed op en slaapt onder de wagen, slechts op één oor, zoals hij het zelf noemt.
In de eetzaal was het behoorlijk lawaaierig en rokerig,
maar het eten was zeer goed. Ik had een behoorlijke honger, want sinds de
middag hadden we geen pauze meer gehad, om op tijd de Queisovergang te
bereiken. Ik werd door de voerknechten weer voor de gek gehouden, wat had zo’n
‘kaasneus’ hier te zoeken. In alle rust verklaarde Hans waarom en de pesterij
veranderde in acceptatie. Daarna hielden de voerknechten de waard voor de gek,
want die had beweerd dat de paar huizen die stroomafwaarts lagen, een echte
stad vormden. Ik kon het ook niet geloven want er was zelfs geen stadsmuur. Op
zijn hoogst was het een groot dorp, en ik heb zelfs nog grotere dorpen gezien.
Hans die altijd en overal van alles af weet, heeft me alles uitgelegd.
De herberg waar we nu overnachten is al zeer oud, want hij
ligt aan de grote handelsroute van Zittau naar Hirschberg, bij een gunstige
waadplaats aan de Queis, die al vroeg in het voorjaar te passeren is. Al lang
geleden vonden voerlui hier een veilige slaapplek voor de nacht. Soms sliepen
er ook reizigers die met een snellere wagen onderweg waren. Voor hen hield de
waard enkele kleine kamers bereid, ook Hans en ik werden op ons verzoek in zo’n
kamertje ondergebracht. In onrustige tijden, of als er veel struikrovers waren,
kregen de wagenkolonnes hier bewapende mannen mee, die door de handelaren
gezamelijk betaald werden. Zo ontstonden er in de loop van tijd rondom de
herberg aan de Queis steeds meer hutten en huizen. Echter de eigenaar van de
herberg bezat al het land, en had het privilege gekregen om bij de vaak
voorkomende kleine geschillen, recht te spreken. Daarom was er in de herberg
een getraliede ruimte waar men meerdere personen in kon opsluiten. Omdat de
eigenaar van de herberg een zegel met de afbeelding van een uil gebruikte,
noemde men het in de loop van de tijd onstane dorp Eulendorf.
Ongeveer honderd jaar geleden werd het kleine dorp door
hertog Heinrich von Schweidnitz und Jauer tot stad geheven. Daarbij hoort de
volgende uitleg; toen de markgraaf Waldemar von Brandenburg, die de hele
Lausitz toebehoorde stierf, ontstond er een strijd om zijn bezit tussen de
hertog Heinrich von Schweidnitz en de koning Johan von Böhmen. Afwisselend
bezetten ze het land met bewapende hordes die zich verzorgden met wat het land
voortbracht en beroofden de bevolking. Afgevaardigden van de steden gingen naar
Bohemen en naar Schweidnitz en vroegen om hulp tegen de rovende bendes, die
naar verluidt in opdracht en medeweten
van de heerschappen handelden. Uiteindelijk kwam het tot een vredesluiting op
de burcht Leßna. Het land werd opgedeeld; Johan von Böhmen kreeg Löbau, Heinrich
von Schweidnitz und Jauer kreeg Lauban, Görlitz, Zittau en de Queisregio.
Aansluitend aan de vredesluiting werd er een grote jacht in de bossen bij
Eulendorf gehouden. Daarbij schoot men op een berg tussen Eulendorf en Rabishau
een valk, die zijn buit nog in de snavel hield. Naar aanleiding van deze vrede
werd Eulendorf door hertog Heinrich tot stad geheven en Friedeberg genoemt. Het
stadswapen laat de valk met zijn buit zien.
Hans wist ook te vertellen, hoe het dorp langzaam
veranderde in een stad. De hertog had in de oorkonde van de stadsstichting
bevolen dat in de toekomst, in een omtrek van twee mijlen buiten de stad, geen
ambachtsman meer zijn beroep mocht uitoefenen, met uitzondering van de smid en
de werktuigbouwer. De ambachtslui moesten met hun families naar de stad
verhuizen en zouden daar huizen krijgen. De meeste ambachtslieden hadden al
niet voldoende werk in de dorpen en waren met deze veranderingen met het vooruitzicht
op meer klanten best tevreden. Van de andere kant waren er nu in de stad meer
mensen met hetzelfde beroep, men richtte daarom gildes op en regelde gezamelijk alle vragen
die met de ontwikkeling van hun beroep en de opleiding van opvolgers te maken
hadden. Ook was het in de omgeving niet meer geoorloofd, handel te drijven,
bier te brouwen of te bier te schenken. Dat waren nu allemaal rechten van de
nieuw opgerichte stad. Daar werden regelmatig markten gehouden, waar de
dorpelingen hun waren konden aanbieden, en zelf konden inkopen wat nodig was
voor het dagelijkse leven. Rechtszaken voor de hele omgeving werden nu in de
stad gehouden. Daar woonde de rechter en daar werden de juryleden gekozen.
Vele oude steden hadden vroeger nog de opgave in
onrustige tijden, bescherming te bieden aan de bevolking. Daartoe bouwde men
sterke muren en waren er wapens voor de burgerweer. Dat was in Friedeberg
echter anders. Deze nieuwe stad had geen muren gekregen omdat de hertog er van
overtuigd was, dat er geen oorlogen meer zouden zijn, en daarom waren muren en
weren overbodig.
Veel van de voerlui hadden aandachtig naar Hans
geluisterd, want hij vertelde deze verhalen zo levendig en spannend dat
iedereen geboeid toehoorde. We gingen beide daarna vlug naar bed, want de dag
was voor ons opwindend en vermoeiend genoeg geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten