donderdag 17 april 2014

Magdalena 4

szkółka na Boża Góra latach 30
 
'Panie, czy nie pierwszy przedstawić do nas! Jestem Feuring Symon, syn handlarz i radnego Hans Feuring z Zittau, a pan, kim pan jest?'
 
Kapitan grupa jeźdźców spojrzał w moim kierunku i zrobił dezaprobaty twarz. Nagle jeden z sędziów pchał konia do przodu i krzyknął;
 
'Znam twój ojciec dobrze, jestem handlarz i radny Nikolaus Spanner z Zgorzelec. Przywódca tych ludzi jest głównym hetman z miastem Zgorzelec, Pan Hansa von Bolbeitz, on robi w imieniu i na prawo od miasta Zgorzelec, i radzę robić to co on wskazuje.'
 
Zachęcony sukcesem mojej małej interwencji i pod zdumionego spojrzenia z furmanów, nie byłem jeszcze zadowolony.

'Pozwól mi zobaczyć upoważnienie swojego miasta Chcę zobaczyć, co to ma znaczyć ' krzyknął na niego z trochę dumy w głosie. To wywołał trochę niespokojny w grupy jeźdźców, bo na to oni najwyraźniej nie liczyli. Radny Spanner rozmawiał z kapitanem, który dał odpowiedź gburowaty. To najwyraźniej nie zgadzają się, co się stanie teraz. Wyglądało na to oni, że oni żaden list z miasta Zgorzelec mieli, który mogą nam pokazać. Tak czy owak, przyniósł ich niewygoda i byłem zadowolony.

Tak staliśmy naprzeciw siebie na jakiś czas. Na polu po drodze, grupa jeźdźców z Zgorzelec składający się z uzbrojonych mężczyzn, a na drodze konwój czterech wozów handlowe, z na początek zaskoczony furmani, ale teraz również coraz podrażniona. Gdy zbliżył się za nami na drodze wielką chmurę kurzu. Podejrzewałem innych konwój wozów z Mirsk, który później jak my wyjechali, i tez padną w pułapkę. Ale wkrótce okazało się, że to grupa mocno uzbrojonych mężczyzn, którzy do nas jechali w galopie. Jednostka przednia pan w wysokiej jakości odzieży rycerza, jak ja na polne drodze nigdy nie widziałem. Uwagę panów z Zgorzelcu  teraz koncentrowało się na tej grupie. Sędziowie wyciągnęli broń i jeźdźcy usztywnione kusze. Kiedy stało się jasne, że drugi jednostka było bardzo dobrze uzbrojony i były w nadliczbowych, oni opuścili broń i udali być przyjazne aby nie prowokować walk.
Pan w wybitne ubranie rycerza jechał aż do głównego hetman miasta Zgorzelec, pozdrawiając zdjął kapelusz i powiedział: 'Panowie, jestem Gotsche Schoff, władca Gryf, Kamienica i Chojna. Wiem, a także pokazują wasze znaków, że jesteście wszyscy od miasta Zgorzelec. Jesteście w wrogowie sposób na mojej ziemi i gleby oraz utrudniajcie spokojny ruch w moim kraju. Więc jesteście aresztowany i poprosi mnie śledzić do mój zamek. Kiedy będzie oporu moje ludzie natychmiast korzystają broni bez ostrzeżenia. Będę informować po naszym przybyciu na zamek Gryf, natychmiast rady miasta Zgorzelec o tego incydent. Jednak spodziewam się, że panowie kilka dni na moim zamku powinny pozostać, a nie jako mój gość, ale jako moich więźniów. Tutejsze furmani życzę dobrego podróż na mojej ziemi, i przepraszam za niedogodności.'
 
Jeźdźcy Gotsche Schoff wzięli od sędziów i jeźdźcy z Zgorzelcu broń i związali konie w rzędzie na liny, więc utworzyli długą procesję, z którego nikt nie mógł uciec. Gotsche Schoff tymczasem pojechał już przez pola  z niektórych swoich ludzi w kierunku zamku, który można było zobaczyć leczącego na horyzoncie, na górę.
 
 
 
‘ Mijnheer, zou u zich niet eerst eens aan ons voorstellen! Ik ben Symon Feuring, zoon van de koopman en raadsheer Hans Feuring uit Zittau, en wie bent u?
De aanvoerder van de ruiterschare keek in mijn richting en trok een misprijzend gezicht. Toen drong één van de raadsheren zijn paard naar voren en riep;
‘Ik ken uw vader goed, ik ben de koopman en raadsheer Nikolaus Spanner uit Görlitz. De aanvoerder van deze schare is de stadshoofdman van Görlitz, Heer Hans van Bolbeitz, hij handelt in opdracht en in het recht van de stad Görlitz, en ik raad u aan, zijn aanwijzingen onmiddelijk op te volgen’
Gesterkt door het succes van mijn kleine interventie, en onder de verbaasde blikken van de voerlui, wilde ik nog niet tevreden zijn.
‘Laat mij uw machtigingsbrief van de stad zien. Ik wil zien, wat dit te betekenen heeft’ schreeuwde ik hem toe, en een beetje trots was in mijn stem te horen, dat merkte ik wel. Het werd een beetje onrustig in de ruitergroep, want hier had men klaarblijkelijk niet op gerekend. De raadsheer Spanner praatte op de hoofdman in, die nors antwoord gaf. Men was het schijnbaar oneens wat er nu gebeuren moest. Ze hadden zo te zien geen schrijven van de stad Görlitz bij zich, die ze ons zouden kunnen laten zien. In ieder geval had ik hen in verlegenheid gebracht en ik was tevreden.
Zo stonden we een poosje tegenover elkaar. Op het veld langs de weg, de Görlitzer ruitertroep bestaande uit gewapende mannen, en op de weg de kolonne van vier voerwagens met de verbaasde, maar nu ook geirriteerd wordende voerknechten. Toen naderde zich achter ons op de weg een grote stofwolk. Ik vermoedde andere wagens uit Friedeberg, die later als wij vertrokken waren, en ook in de val zouden lopen. Maar snel bleek dat het zwaarbewapende mannen waren die aan kwamen gegallopeerd. Voorop reed een heer in hoogwaardige ridderkleding, zoals ik ze op een landweg nog nooit gezien had. De aandacht van de heren uit Görlitz richtte zich nu op deze groep. De raadsheren trokken hun pistolen en de ruiters spanden hun kruisbogen. Toen echter duidelijk werd dat de aankomenden zeer goed bewapend en in de overtal waren, lieten ze hun wapens zakken en staken ze weer weg, om een vriendelijke indruk te maken en geen strijd uit te lokken.
 
De heer in de voorname ridderkleding reed tot vlak voor de stadshoofdman van Götlitz, nam groetend zijn hoed af en riep; ‘Mijne heren ik ben Gotsche Schoff, Heer van Greiffenstein, Kemnitz en Kynast. Mij is bekend, en dat laten ook uw tekens zien, dat u allemaal uit de stad Görlitz bent. U bevindt zich op een vijandige wijze op mijn grond en bodem en belemmert een vredig verkeer door mijn land. U bent daarom gearresteerd, en verzoek u, om mij naar mijn burcht te volgen. Bij tegenstand zullen mijn mensen, direkt en zonder waarschuwing van hun wapens gebruik maken. Ik zal na onze aankomst op burcht Greiffenstein onmiddelijk de raad van de stad Görlitz van de voorvallen op de hoogte brengen. Ik verwacht echter, dat de heren enkele dagen op mijn burcht moeten verblijven, en dit niet als mijn  gasten maar als mijn gevangenen. De voerlui hier wens ik een goede reis verder door mijn land, en bied hen verontschuldigingen aan voor de onaangenaamheden.’
 
De ruiters van Gotsche Schoff namen de Görtitzer ruiters en raadsheren hun wapens af en bonden de paarden in een rij aan een touw, zodat ze een lange stoet vormden waaruit niemand kon ontsnappen. Gotsche Schoff was ondertussen al met enkele van zijn mannen, door de velden richting burcht gereden, die men aan de horizon op een berg kon zien liggen.
 

 



Geen opmerkingen: