Rodzina Daniel
Poinformowałem sługi furmanów, co słyszałem od dziecko. Niektórzy z nich zaczęli rozmawiać do chłopaka. Jednak stał zaniemówienie, patrząc na jego zmarłej babci. Jeden z sługi furmanów mówił; " Ja znikam, nie tu mam nic więcej do zrobienia ! To było na pewno tej cholernie Husytów! " On zaprzągł jego konie, i odszedł. Innych furmanów poszli za nim w milczeniu. Widać było, że oni nie czuli się dobrze i byli całkowicie bezradny. Więc na końcu ja z Hansem i Jörg i mały chłopiec zostali tam sam." Przynamniej pochowamy staruszkę, nie możemy jej po prostu zostawić tak" powiedziałem. Hans poszedł niemówiące do wóz, i wziął łopatę, które mamy zawsze z nami, aby wyrównać głębokie dziury w drogi. W ogrodzie, on wykopał grób, i tam położyliśmy ciało. Mały chłopiec szlochający patrzył co robiliśmy, i ciągle spojrzał na mnie z pytający wzrok. Rozumiałem jego spojrzenie. Co będzie z nim? Grób szybko był pełniony, z zostanę ziemia formowane było mało kopiec. Jörg robił z dwie gałęzie mały krzyż i wstawał krzyż w ziemi na wierzchu grobu.
Ik informeerde de voerknechten, wat ik van de jongen
gehoord had. Enkele van hen begonnen op de jongen in te praten. Deze stond nu
echter sprakeloos, naar zijn dode oma te kijken. Één van de voerknechten riep;
‘Ik maak dat ik weg kom, ik heb hier niets meer te zoeken! Het waren zeker weer
die verrekte Hussiten!’ Hij spande zijn paarden in, en vertrok. De andere
voerknechten volgden hem zwijgend. Het was aan hen te merken dat ze zich niet
goed voelden, maar ze waren volledig radeloos. Zo stond ik tenslotte met Hans
en Jörg en de kleine jongen alleen daar. ‘Laat ons tenminste de oude vrouw
begraven, die kunnen we hier toch niet simpelweg zo laten liggen’ zei ik. Hans
ging zwijgend naar de wagen en pakte een schop, die we altijd bij ons hebben,
om diepe gaten in de weg dicht te gooien. In de tuin groef hij een graf, en
daar legden we het lichaam in. De kleine jongen volgde alles snikkend, en keek
me steeds weer vragend aan. Ik begreep zijn blik. Wat zou er nu van hem terecht
komen. Het gat was weldra dichtgegooid, de losse aarde vormde een kleine heuvel.
Jörg had uit twee takken een klein kruis gesneden, en stak het in de aarde
bovenop het graf.
‘Ik denk dat we de jongen mee moeten nemen naar het
dichtstbijzijnde dorp. Iemand daar kent hem zeker, of misschien woont er
familie van hem’ zei ik, en kreeg de instemming van Hans en Jörg. Toen ik hem
bij de hand nam en vertrekken wilde, bleef hij nog éénmaal bij het huis staan
en snikte; ‘Papa, mama!’ Daarna klommen we allen op de wagen.
Toen we het volgende dorp bereikten, was er al een grote
opwinding. De wagens die eerder als wij vertrokken waren hadden het nieuws van
de overval op de herberg al verspreid. Een groep boeren bewapend met
dorsvlegels, bijlen en aksen, wilde net vertrekken richting herberg om
poolshoogte te gaan nemen. Men vertelde mij, dat een zus van de herbergier in
het dorp woonde, en dat zij voor de jongen zou zorgen. Ik hoefde haar niet te
zoeken, want ze kwam al aangelopen, want ze wilde ook met de boeren naar de
afgebrande herberg gaan. Nu bleef ze echter bij de kleine jongen, die ze dicht
tegen haar aandrukte. Toen begon hij nog
een keer luid te snikken. Ik nam kort afscheid, want het was laat geworden, en
we hadden nog een lange weg voor ons.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten