Walter Raedisch z Kolonii Kamienne
Za zmarłych Hussiten obok drogi wykopany był duży grób, mieliśmy przecież nasze łopaty zawsze pod ręka w wozu. Było 31 trupów, sześć ja zabiłem. Kiedy zobaczyłem je leżące wzdłuż grobu, nagle nie czułem się dobrze, a ja prawie wpadłem w gróbu, kiedy wódz jeźdźcy mnie nie wspierał. "No, młody, to nie jest całkiem zawód dla ciebie, co? Ale na pierwszy raz prosto sześć, i między nimi też liderem, w ten sposób można się pokazac." Ledwo mogłem usłyszeć to co powiedział, musiałem poleżeć na trawy i zamknąć oczy, bo nie mogłem stać. Nie wiem, jak długo tam byłem tak leżałem. Słyszałem jak Hans przyszedł z naszych koni, który złapał ponownie razem z Jörg. "Te ciężkie konie nie uciekają daleko, kiedy nie czują bata." powiedział, i zaprzęgli go znowu przed wóz. Innych sługi furmany też dość szybko mieli ich koni spowrotem. Niektóre paski miely być naprawione. Co do reszty, nie mieliśmy żadnych szkód. Z naszych jeźdźcy nikogo został ranny. Od początku ataku, minęło około dwie godziny minęły, wtedy nasz konwój znowu się ruszyło. Wódz zamku znowu przejechał obok naszego wóz i krzyknął do mnie; "Teraz widzisz, co to znaczy, jeśli masz dyscypliny i posiadanie lepszej broni, a nie jak Husytów z czysta chciwość organizujesz napady. Mam nadzieję, że tej który przeżyli to powiedzą w Bohemia "
Voor de dode
Hussiten werd langs de weg een groot graf gedolven, we hadden immers
onze spaden altijd onder de wagen klaar liggen. Het waren 31 lijken,
zes had ik er gedood. Toen ik ze langs het graf zag liggen, voelde ik
me het opeens niet goed, en was ik bijna het graf ingevallen, als de
burchthoofdman me niet ondersteund had. ‘Wel jongeman, het is toch
niet helemaal het juiste beroep voor je, hé? Maar voor de eerste
keer meteen zes, en daar ook nog de aanvoerder bij, daarmee kun je
voor de dag komen.’ Ik kon het nog net horen, ik ging in het gras
liggen en sloot mijn ogen, omdat ik niet meer kon staan. Ik weet niet
meer, hoe lang ik daar zo gelegen heb. Ik hoorde hoe Hans met onze
paarden kwam, die hij en Jörg weer gevangen hadden. ‘Deze zware
paarden lopen niet ver, als ze geen zweep voelen.’ zei hij en
spande ze weer voor de wagen. Ook de andere voerknechten hadden
snel genoeg hun span weer bij elkaar. Enkele riemen moesten
gerepareerd worden. Voor de rest hadden we geen schade opgelopen. Van
onze ruiters was niemand gewond. Sinds het begin van de overval,
waren er ongeveer twee uur verstreken, toen zette zich onze kolonne
weer in beweging. De burchthoofdman kwam weer langs onze wagen
gereden en riep naar mij; ‘Zo zie je nu, wat het betekent, als je
de betere wapens en discipline bezit, en niet als de Hussiten uit
pure hebzucht rooftochten organiseert. Hopelijk vertellen de
overlevenden dat ook bij hun thuis in Bohemen.’
De weg ging
niet heel sterk bergop, en we reden de zonsondergang tegemoet.
Normaal had Hans een klein liedje gezongen bij zo’n mooi weer, maar
vandaag was iedereen, te zeer met zijn eigen gedachten bezig. Als we
geen bewapende bescherming hadden gehad, waren enkele van ons
waarschijnlijk niet meer in leven. Dankzij onze begeleiders, die nu
weer in de andere formatie reden, en hardop grappen over de buit
maakten. Het begon al donker te worden, toen we de grote herberg in
Heinersdorf bereikten. De graaf von Biberstein had vanaf burcht
Friedland hier bewapende ruiters, in het uiterste puntje van zijn
bezit, gestationeerd, nadat enkele weken geleden het dorp door de
Hussiten was geplunderd. We waren dus veilig. De Greiffensteiner
ruiters, begonnen dan ook, zonder pauze, galopperend aan de
terugreis, want ze wilden ’s nachts weer op hun burcht zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten