Potym ataku, Husytów ponownie zebrali się na wzgórzu, skąd przybyli. Stali tak przez chwilę, a my spodziewaliśmy nowego ataku. Ale znikneli zostając tuman kurzu. Wódz zamku natychmiast wysłał dwóch jeźdźców za nimi, aby upewnić się, że one rzeczywiście uciekli. Ich wielkiej straty chyba prowadziło do zniechęcenie. Wódz zamku trzymał jego ludzie wciąż w pozycji, i czekał aż zwiadowcy wrócili z potwierdzenia odwrót napastników. Teraz dmuchnął na jego róg. Jeźdźcy skoczyli z koni i posli do zabitych Husytów. Przyciągnęli ich razem, wzieli wszystko, co miał wartość, rzuciło to w sterty, i rozdzielili to późnej między sobie. Skoczylem z wóz i razem z Hansem podszedłem do człowieka, którego zabiłem pierwszy. Ogień tylko spalił część jego ubrania i potem zgasł. Tak widziałem, że on był o wiele lepiej ubrany, jak tej innych złodziei. Czy on było ich przywódcą? Wódz zamku tez przyszedł do nas, żeby zobaczyć człowieka, który chciał popalić wozy. Znał go. To był nisky szlachcic von Tollenstein z Bohemia, który kiedyś był gość na zamek Gryf, ale teraz krążyli przez kraj z bandy złodzieje Husytów.
Één
ruiter, die zich zijwaarts uit de groep had losgemaakt, reed om onze
wagen heen. Nu pas openden onze ruiters met hun kruisbogen de strijd.
Ik zag de eerste aanvallers getroffen van hun paarden vallen, lang
voordat ze hun zwaarden en lansen konden gebruiken. Hoe spannend en
opwindend het ook voor mij was, ik behield iedere afgezondere ruiter
in het oog, die nu van de onbeschermde kant onze kolonne naderde. Ik
zag, dat één van hen een lont in brand stak, op zijn paard sprong
om in galop op onze wagen toe reed. Mij schoot door het hoofd, dat
hij ons in brand wilde zetten. Toen trok ik mijn kruisboog omhoog,
richtte en schoot. Het paard maakte nog één sprong, het grote lont
viel uit de hand van de ruiter, en hij gleed uit het zadel, en viel
op het lont. Zijn kleren vatten vlam. Het paard, dat in eerste
instantie was blijven staan nadat de ruiter van zijn paard gevallen
was, schrok nu van het vuur, en galoppeerde er vandoor. Ik staarde
nog geschrokken naar de situatie, toen ik door het luide schreeuwen
en joelen er opmerkzaam werd gemaakt, dat een deel van horde nu om
onze wagens heen gereden kwam. Ik kon eerst helemaal niet denken.
Hans gaf me de pijlen aan, en ik schoot, de ene na de andere, slechts
kort mikkend, want de rovers reden nu, op een paardlengte langs onze
wagens, omdat ze daar geen bewapende mensen vermoeden.
Na deze
aanval verzamelden de Hussiten zich weer op de heuvel, vanwaar ze
gekomen waren. Ze stonden er eerst een tijdje, en wij verwachtten al
een nieuwe aanval. Maar ze verdwenen een stofwolk achterlatend. De
burchthoofdman stuurde meteen twee ruiters er achter aan, om er zeker
van te zijn, dat ze werkelijk gevlucht waren. Ze waren waarschijnlijk
door hun grote verliezen moedeloos geworden. De burchthoofdman hield
zijn mannen nog steeds in positie, en wachtte tot de verkenners weer
terug waren om de aftocht van de rest van de roversbende te
bevestigen. Nu blies hij op zijn hoorn. De ruiters sprongen van hun
paarden en gingen naar de verschillende gedode Hussiten. Men sleepte
ze bij elkaar, namen hen alles af wat waarde had, gooide het op een
hoop, die later door hen werd verdeeld. Ik verliet de bok en ging met
Hans naar de man die ik als eerste gedood had. Het vuur had slechts
een deel van zijn kleren verbrand en was dan uitgegaan. Zo kon ik
zien dat hij veel beter gekleed was, als de andere rovers. Was het
hun aanvoerder geweest? Ook de burchthoofdman kwam naar ons toe, om
de man te zien, die de wagens in brand wilde steken. Hij kende hem.
Het was een landedelman von Tollenstein uit Bohemen, die vroeger eens
te gast was op Greiffenstein, nu echter met de roverbendes van de
Hussiten door het land trok.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten