zaterdag 20 februari 2021

Wegerer Scholz 126




W październiku 1777 r. W naszym sąsiedztwie panowało wielkie podniecenie. Pewnej nocy zamek spłonął. Do tej pory nie przejmowałem się tym i tylko to zauważyłem. Teraz z całym zamieszaniem podszedłem, aby pomóc, jeśli było coś do pomocy. Ranny, czarny jak sadza, runął w moją stronę. Złapałem go i poprowadziłem do naszego domu. Tam w świetle latarni rozpoznałem, że był to brat Philipsa, Carl Gotthard Schaffgotsch. Umyłem go, a Marie-Louise troszczyła się o jego oparzenia. Potem dawalismy całkowicie zdezorientowanym starcem, gorącą herbatę i położyliśmy go do łóżka w jednym z naszych pokoi gościnnych. Znów wróciłem do miejsca katastrofy i spotkałem burmistrza tego miejsca i powiedziałem mu, że stary hrabia dobrze opatrywane jest w naszym domu.

Marie-Louise i ja pilnowaliśmy w nocy łóżko hrabiego. Kiedy przyszedł rano, obudził się, jakby wychodził z głębokiego snu, zastanawiając się nad ranami i miejscem pobytu, ponieważ na początku nic nie pamiętał. Powiedzieliśmy mu o pożarze na zamku, a kiedy Martina i Wilhelmina wydawali się podawać śniadanie do łóżka, uśmiechał się do nich przyjaźnie i próbował z nimi żartować. Kierownik
państwo Gryff przyszedł do nas przed południem. Burmistrz wysłał go do nas. Chciał, aby hrabia mieścić w innym domu w Cieplice, który był własnością rodziny Schaffgotschów od dawna. Ale stary hrabia to odrzucił.

„Mam się tu bardzo dobrze. Mam dwie piękne, słodkie pielęgniarki i jeśli nie jestem wielkim obciążeniem dla ludzi tutaj, chciałbym zostać w tym pięknym domu przez kolejny dzień lub dwa ”.
Hrabia pozostała prawie cały tydzień. Powiedziałem mu już następnego dnia o mojej pracy w Wroclawiu i Berlinie u panem von Zedlitz i rowniez o mojej ostatniej wizycie u jego brata w Jawornik. Potem nagle powiedział: „Więc ty musisz być jego synem, o którym już mi wiele powiedział?”

Potwierdziłem to i od tej chwili nazywał mnie tylko Jörg i musiałem nazywać go Carl Gotthard.



In oktober 1777was er in onze buurt grote opwinding. Op een nacht brandde het slot af. Ik had me daar tot dan toe niet om bekommerd, en het alleen ter kennis genomen. Nu bij al het tumult liep ik er naar toe, om te helpen, als er wat te helpen viel. Er tuimelde me een gewonde en zwart van het roet uitziende, gestalte tegemoet. Ik ving hem op en leidde hem naar ons huis. Daar in het licht van een lantaarn herkende ik, dat het Philips broer, Carl Gotthard Schaffgotsch was. Ik waste hem en Marie-Louise verzorgde zijn brandwonden. Daarna schudden we de volledig in de war zijnde oude man een hete thee in, en legden hem in bed in een van onze gastenkamers. Ik ging nog een keer terug naar de plaats des onheils en trof daar de burgemeester van de plaats en vertelde hem, dat de oude graaf bij ons in bij huis goed onder gekomen was.

s Nachts waakten Marie-Louise en ik om beurten aan het bed van de graaf. Toen hij ’s morgens kwam, werd hij wakker alsof hij uit een diepe slaap kwam, en verwonderde zich over zijn wonden en verblijfsplaats, want hij kon zich in het begin niets herinneren. We vertelden hem over de brand op het slot en toen Martina en Wilhelmina verschenen, om zijn ontbijt op bed te serveren, lachte hij al vriendelijk naar hen en probeerde, grapjes met hen te maken. Nog voor de middag kwam de beheerder van het heerschap Greiffenstein naar ons. De burgemeester had hem naar ons gestuurd. Hij wilde de graaf in een ander huis in Warmbrunn laten onderbrengen, dat de familie Schaffgotsch al sinds lange tijd in bezit had. Maar de oude graaf wees dit af.

Het gaat me hier toch heel goed. Ik heb twee beeldschone, lieve verpleegsters, en als ik de mensen hier niet tot een al te grote last ben, dan zou ik nog graag een of twee dagen in dit mooie huis blijven.’

De graaf bleef nog bijna een hele week. Ik vertelde hem al op de volgende dag over mijn werk in Breslau en Berlijn bij de heer van Zedlitz en neven bij over mijn laatste bezoek aan zijn broer in Johannesberg. Toen zei hij plotseling: ‘Dan moet jij zijn zoon zijn, over wie hij mij al veel verteld heeft?’

Ik bevestigde hem dat, en vanaf dat moment noemde hij mij alleen nog maar Jörg, en ik moest hem Carl Gotthard noemen.

Geen opmerkingen: