donderdag 25 april 2013

De begrafenisverzoeker




In vroeger tijden tot het midden van de twintigste eeuw had je Beerdigungsbitters, ook wel Grabebitter of oneerbiedig Leichenbitter genoemd. In het nederlands zou je kunnen zeggen een uitnodiger voor begrafenissen.

Blumendorf had een Grabebittnerin in de persoon van mevrouw Ida Pohl. Het was een soort van lopende overlijdensaankondiging. Was er iemand in het dorp gestorven, dan lieten de nabestaanden op deze wijze bericht van het overlijden doen. De Grabebittnerin ging van huis tot huis zei haar 'spreukjes' en nodigde in naam van de familie, de mensen uit om de laatste eer te bewijzen aan de overledene en om aan de begrafenis en eventueel aansluitende koffietafel deel te nemen. Vaak begeleidden ze ook de uitvaart.

Zapraszający napogrzeb
We wcześniejszych czasach, aż do połowy XX wieku, była Beerdigungsbitters (zapraszający na pogrzeb),  zwany także Grabebitter (zapraszający na grób) i lekceważący Leichenbitter (zapraszający do trup).
 
Blumendorf miał Grabebittnerin w osobie Frau Ida Pohl. To było coś w rodzaju chodzący anons śmierci. Kiedy ktoś w wiosce umarł, rodzina ten sposób zawiadomili innych o śmierci..Grabebittnerin chodziła od domu do domu, powiedział jej przysłowiei zaprosił w imieniu krewnych ludzi, do ostatniego hołdu dla zmarłego i zaprosić ich na pogrzeb i stypa.

vrijdag 19 april 2013

Rekening uit 1782


Een rekening voor het leveren van houten dakpannen aan de kerk van Reibnitz. Helaas kan ik niet precies ontcijferen wat er staat. Wel dat de dakpannen geleverd werden door Johann Gottlieb Gringmuth uit Blumendorf op 3 oktober 1782. Gringmuths leefden in Blumendorf tot 1946. De laatste Gringmuth was slager. 

Faktura dla gont

Faktura dla kościół w Rybnica na dostawy gont. Niestety nie mogę dokładne odszyfrować co pisze. Gont sprzedał Johann Gottlieb Gringmuth z Blumendorf w dni 3 październik 1782.
Ludzi z naswiski Gringmuth żyli w Kwieciszowice aż do 1946. Ostatni Gringmuth był rzeżnik.
 

vrijdag 12 april 2013

Getrouwd, na zijn dood

Karl Lorenz in SS uniform

Karl Lorenz was de zoon van scholtis Friedrich en Selma Lorenz, misschien wel de machtigste familie in het dorp. Ze woonden in de grote boerderij boven de school. Karl was aan het begin van de tweede wereldoorlog verloofd met ene Ella Daniel en had een zoontje met haar. Omdat Karl meteen aan het begin van de oorlog opgeroepen werd, kwam het niet tot een huwelijk. Karl is in 1942 gesneuveld in Meldentjewo op de grens van Finland en Rusland. Het paar werd na zijn dood postuum getrouwd zodat zijn zoontje toch de achternaam Lorenz kreeg.

 ślub po śmierci
 
 Karl Lorenz byl synem sołtys Friedrich i Selma Lorenz, chyba najbardziej wpływowej rodziny we wsi. Karl był na początku drugi wojna światowa narzeczony do jednej Ella Daniel z okolic Lubań i miał z nią syna. Oni mieszkali w dużym gospodarstwo nad szkoła. Ponieważ Karl zaraz na początku wojny został powołany do wojsku nie przyszedł na ślub. Karl zginał w 1942 roku w Meldentjewo na granicy Finlandii i Rosji. Młoda para ożenil pośmiertnie po jego śmierci, że jego syn jeszce dostał nazwisko Lorenz.
 



vrijdag 5 april 2013

De evangelische kerk in Kunzendorf

de evangelische kerk

Na de Tegenreformatie door de Katholieken van 1576 was er geen geloofsvrijheid meer voor de evangelisten. In 1654 verschijnt er zelfs een komissie die de evangelische kerken in de dorpen sloot. Het duurde tot 1707 voor er iets meer vrijheid kwam en pas in 1741 mocht men weer evangelische kerken bouwen, maar dan wel zonder toren en uitsluitend vakwerkmuren. 

Met het bouwen van de evangelische kerk in Kunzendorf werd begonnen in 1742 na een koninklijke consessie op 10 januari 1742, kort na de verovering van Silezië door de Pruisen. De door de katholieken overgenomen voormalige evangelische kerk kreeg men echter niet terug ondanks het feit dat er slechts twee katholieke gezinnen in de parochie woonden. Deze mensen gingen in Giehren naar de katholieke kerk en later in Friedeberg. In maart van dat jaar, werd een pastor in dienst genomen en de eerste missen werden gehouden in de grote schuur van weduwe Elsner. Maar er was niet voldoende plaats, daarom hield de pastor de preek in de deuropening zodat iedereen hem kon horen. Deze pastor Heinrich Buchardii was behalve een goed prediker ook een goed bouwheer. Hij bouwde snel een pastorie in 1743  zodat men in de winter op de zolder de missen kon oprdragen. De kerk werd voltooid op 4 juli 1744. Johann Schrock een voormalige boswachterhulp die dodelijk gewond raakte in de slag bij Mollwitz was de eerste die in de evangelische kerk begraven werd. Vanaf 1742 waren er iedere week kerkdiensten vanaf palmzondag. Het was een gebouw zonder toren, met vakwerkmuren en het omvatte ook een twee verdiepingen tellende empory ondersteund door 12 palen. Heinrich Buchardi was pastor tot 13 januari 1753. 


Vanaf 18 februar 1753 was Ephraim Gottfried Künzel uit Hirschberg pastor. In november 1786 trouwde de tweede dochter van Künzel; Henr. Amalie met de pastor van Giehren pastor Heise. Ze baarde hem een dode dochter. De heer John, koster in Kunzendorf sterft in 1789 op 74 jarige leeftijd na meer als 40 jaar trouwe dienst. Op 1 april 1792 vieren de verenigde gemeenten Kunzendorf, Blumendorf en Antoniwald hun 50e Jubelfeest. In 1797 sterft op 22 april sterft het tien maanden oude zoontje Johan Moritz van pastor Liebig. 


In 1820 werd de kerk van binnen verbouwd en kreeg een nieuwe versiering; altaar, kansel en het orgel werden geverfd in de kleuren wit en goud. Gottlob Friedrich Degener was de pastor vanaf 1825. Hij kreeg een vast salaris aangevuld met divident en brandhout. Zijn koster en organist was vanaf 1836 ene Zalke, hij kreeg ook een vast salaris, devident, brandhout maar tevens een gedeelte van het schoolgeld omdat hij ook.leraar was. Zoals vele kosters overigens. Er waren ongeveer 1230 gelovigen waarvan 448 uit Kunzendorf (v.d. 460 inwoners) 449 uit Blumendorf, Steinhaüser en Gotthardsberg (v.d. 512 inwoners), 312 uit Antoniwald (v.d. 313 inwoners) en 8 uit Birngrütz en Neusorge (v.d. 973 inwoners). De kerkdiensten waren altijd ’s namiddags. De overledenen werdentoen nog gezamelijk op het kerkhof bij de katholieke kerk beraven. In 1844 schreef Degener het Jubelboek ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van de kerk. 


Onder de parochie vielen ook de evangelische scholen; de school in Kunzendorf met 70 leerlingen en als leraar de koster Zalke, en 2 nevenscholen in Blumendorf en Antoniwald met respectievelijk 70 en 50 leerlingen die werden onderricht door 2 assistenten. De kerk kreeg 300 Ruthen (Reichstalern?) van het diakenaat Bachstein in Gdr – Wiesa. De rente werd verdeeld onder de kerk, pastor, koster en de school. Voor de Kunzendorfer en Blumendorfer school bestond het Rückersche legaat voor arme schoolkinderen, deze hoefden geen schoolgeld te betalen. In Antoniwald werd in 1847 een ‘Enthaltsamkeits’ vereniging  (een geheelonthoudersvereniging) opgericht door Rudolph Gaudid. 


De bevestiging van een pastorbenoeming  op 14 oktober 1865 vermeld  ene Georg Friedrich Paul Dihm als pastor van Kunzendorf am kahlen Berge. In 1891 werd de kerk gerenoveerd. 


Rond 1920 heette de pastor Dr. Bunzel. Hij renoveerde de kerk in 1922. Hierna kwam Pastor Kraft. Zijn zoon bezit nog het dakkruis van de kerk. Pastor Kraft hield in de zomer bij mooi weer ook “Waldgottesdiensten” in Antoniewald. In 1927 Kwieciszowice had  377 inwoners waarvan; 23 katholieken en 354 protestanten. 


Na 1945 werd zoals in de meeste plaatsen waar twee kerken waren, die kerk door de Polen gekozen als katholieke kerk, die in de beste staat was. De andere werd aan zijn lot overgelaten. Met typering als duits en niet katholiek trad snel het verval in. In 1983 werd de kerk in Kunzendorf afgebroken, het fundament is nog te zien. De plaats wordt nu gebruikt als parkeerplaats voor de katholieke kerk. Het enige wat nog resteert zijn de overblijfselen van het evangelische kerkhof ten oosten van het dorp. De graven werden na de oorlog geplunderd door russische soldaten. De marmeren grafstenen worden door lieden uit de buurt van Rzesów weggehaald. De laatste restanten worden nu ook nog bedreigd omdat men er een katholiek kerkhof van wil maken. Dit terwijl de verstandhouding tussen katholieken en protestanten altijd goed was in de parochie Kunzendorf, daar de protestanten geen klokken hadden, hebben de katholieken ook altijd hun klokken geluid voor de protestanten.  


   


wewnętrzny ustrój  na 200 lat kościół

Kościół ewangelicki w Proszowej

Po kontrareformacji przeprowadzonej przez katolików w roku 1576 skończyła się wolność religijna dla ewangelików. W 1654 roku pojawia się nawet komisja, która zamknęła wszystkie kościoły ewangelickie. Tak było do roku 1707 kiedy to ewangelicy otrzymali więcej wolności. W 1741 roku pod naciskiem szwedzkiego króla ewangelicy mogli znowu budować swoje kościoły, ale bez wieży i tylko metodą pruskiego muru.


Budowę kościoła ewangelickiego w Proszowej rozpoczęto w 1742 roku, wkrótce po zdobyciu Śląska przez Prusu. Katolicy przejęli były kościół ewangelicki i nie chcieli go oddać, pomimo faktu, że w parafii mieszkały tylko 2 rodziny katolickie. Ci ludzie chodzili do katolickiego kościoła w Gierczynie lub Mirsku. W marcu 1742 roku zostalł zatrudniony pierwszy pastor i pierwsza msza odbyła się w dużej stodole wdowy Elsner. Ale tam nie było wystarczająco miejsca dla wszystkich, więc pastor głosił kazanie stojąc w drzwiach, tak aby wszyscy mogli go słyszeć. Ten pastor Heinrich Buchardii był dobrym kaznodzieję i świetnym budowniczym. W roku 1743 szybko zbudował plebanię, tak aby zimą móc na poddaszu celebrować msze. Budowa kościoła została zakończona 4 lipca 1744 roku. Od roku 1742 począwszy od Niedzieli Palmowej, msza miała miejsce w każdym tygodniu. Budynek kościelny nie miał wieży, miał 2 poziomy wspierany przez 12 filarły. Mury konstruowane w pruski mur. Johann Schrock byly pomocnik leśniczego, który został śmiertelnie ranny w bitwie pod Mollwitz był pierwszy osobą, który została pochowana w kościoła ewangelickiego. Heinrich Buchardi był pastor do 13 styczeń 1753.

Od 18 luty 1753 Ephraim Gottfried Künzel z Jelenia Góra był pastor. W listopad 1786 druga córka pastor Künzel weszła za mąż z pastorem Heise z Gierczyn i urodziła mu martwy dziecku. Trzy lata późnej w 1789 umarł zakrystian Pan John w wieku 74 lat. Był zakrystian powyżej 40 lat. Johann Moritz jedyna syn pastorem Liebiga zmarł w wieku 10 mieszący na skurcze żołądka w rok 1797.


W 1820 roku kościół został wewnętrzne przebudowany i ma dostał nowe wystrój, ołtarz, ambona i organy. Kościół był malowane w kolorze białym i złotym. Friedrich Gottlob Degener był pastor od 1825 roku. Otrzymał stałe wynagrodzenie  i oał. Jego zakrystian i organista z 1836 jakiś Zalke, również otrzymał stałą pensję,i opał, ale także część opłata szkolny. Było około 1230 wiernych, których 448 od Proszowa ( z460 mieszkańców) 449 z Kwieciszowic, Koloni i Boża Góra (z 512 mieszkańców), 312 z Antoniów (z 313 mieszkańców) i 8 z Grudza i Kłopotnica (z 973 mieszkańców). Mszy były zawsze w godzinach popołudniowych. Zmarły byli pochowane razem z katolików na cmentarz  katolickim. W 1844 Degener napisał książka z okazji 100-lecia kościoła.

Do parafii również należeli ewangeliczne szkoły, szkoła Proszowa z 70 uczniów i nauczyciel, kościelny Zalke i 2 szkoły w Kwieciszowic i Antoniów z odpowiednio 70 i 50 uczniów, którzy zostali pouczeni przez 2 asystentów. Kościół dostał 300 Rüthen (Reichstalern?) z diakonatu Bachstein w Gdr - Wiesa. Odsetki została podzielona między kościoła, pastor, zakrystian i szkołą. Dla szkoła w Proszowej i Kwieciszowic była jeszcze legat Rückera  dla biednych uczniów. Oni nie musieli płacić opłata szkolny. W Antoniów w 1847 założony ‘Enthaltsamkeitsverein ' (Stowarzyszenie abstynentem), przez Rudolfa Gaudid.


Potwierdzenie pastora powołanie pastora w14 października 1865 stwierdził jakiś Georg Friedrich Paul Dihm jako proboszcz Kunzendorf am Kahlen Berge. W 1891 kościół został odnowione.


Około 1920 roku pastorem został dr. Bunzel.  W 1922 roku Pastor Bunzel odrestaurował kościół nadając mu styl barokowy. Po nim pastorem został pastor Kraft. Pastor Kraft w lato, kiedy pogada dozwolił odprawił “Waldgottesdiensten” (mszy w lesie) w Antoniów. Jego syn wciąż posiada krzyż znajdujący się wówczas na dachu. W 1927 Kwieciszowice miał 377 mieszkańców; 23 katolików i 354 ewangelików.

Po roku 1945 podobnie jak w większości miejsc, gdzie znajdowały się dwa kościoły, ten w lepszym stanie zostawał wybrany na kościół katolicki. Te inne pozostawiono własnemu losowi i większość z nich uległa szybkiemu zniszczeniu. W 1983 roku kościół w Proszowej został zburzony, fundamenty są do dzisiaj widoczne. Miesce to jest obecnie wykorzystowane jako parking przykostelnie. Pozostałości tylko resztki cmentarza ewangelickiego w wschodniej części Proszowej. Groby zostały splądrowane po wojnie przez żołnierzy rosyjskich. Nagrobki marmuru skradzione przez ludzi z Rzeszów. Ostatnie resztki są teraz także zagrożony, ponieważ są ludzi który chcą zrobię tam nowe cmentarz katolicki.

Ciekawe co się stało z archiwum kościelnym i z organami.. Jeśli ktoś ma jakieś informacje na ten temat, prosimy o podjęcie kontaktu z Erik Weijs  wiesia.erik@gmail.com