donderdag 29 mei 2014

Magdalena 10

Na Boża Góra
 
Ponownie wozów, które odjechali wczesny od karczma, formowali mały konwój. Teraz my jechaliśmy jako ostatni. To nie było tak przyjemne. Nie było wiatru, a jako ostatni pojechaliśmy w wielki chmurze pyłu, tworzone przez wozów przed nas. Hans i Jörg kaszlali i splunęli bez przerwy.  Ja miałem przywiązany chusteczkę do ust, aby łatwiej oddychać, ale to tylko trochę pomogło.Ponieważ chcieliśmy jechać do Jelenia Góra ta samego dnia, chcieliśmy zatrzymać tylko  na krótką przerwę w następnej karczmie. Kiedy przyjechaliśmy tam, okazało się, że była spalony i opuszczony. Ogień wybuchło zaledwie kilka godzin wcześniej, ponieważ z niektóre belki jeszcze dym zdejmował. Fakt ze nikt nie było widać w ogóle, zaskoczył nas bardzo. Wyprzędliśmy konie i daliśmy im do picia, i związaliśmy ich do drzewa w ogrodzie. Ludzie z pierwszym samochodem, byli pierwszy gotowe i badali miejsce pożaru."Dom pali dziś rano. Nikogo próbował ugasić pożar, chociaż jest dużo wody w studzience i w jeziora za domu. To na prawdę dziwne. Karczma i żadna z właściciele w domu", powiedział jeden z nich i zaczął grzebać w dymiące resztki. Nagle wyciągnął but i zaczął krzyczeć. Na bucie  noga i zaczepił noga i było widać reszta ciała pod gruzami. Kilka pomocników furmani wyciągnęli kilka zwęglone belki, i ciało był wolne. To była stara kobieta, która chyba nie mogła uciekać z domu na czas. Ale potem zobaczyliśmy, że miała dużą ziejącą ranę na głowie, Która nie mogła być od padający belki. To była na pewno cios od siekierą. Ja skrzywiłem się. Tu była zbrodnia, napad i zabicia. Wszyscy byliśmy zrozpaczeni. Co zrobić? Zajazd leżał izolowany w lesie. Do następnej wioski było co najmniej dwie godziny jazdy.
 



Weer vormden de wagens, die vroeg bij de herberg vertokken waren, een kleine kolonne. Wij reden nu als laatste. Dat was niet zo aangenaam. Het was windstil, en als laatste reed men in een stofwolk, die door de voorgaande wagens was opgewerveld. Hans en Jörg hoestten al een tijdje en spuwden steeds. Ik had me mijn zakdoek voor de mond gebonden, om wat makkelijker te kunnen ademen, maar het hielp slechts een beetje.
Daar we Hirschberg nog dezelfde dag wilden bereiken, wilden we bij de volgende herberg alleen een korte pauze houden. Toen we er aankwamen, troffen we het uitgebrand en verlaten aan.  De brand moest slechts enkele uren eerder uitgebroken zijn, want enkele balken kwalmden nog. Dat er überhaupt niemand te zien was, verwonderde ons zeer. We spanden de paarden uit, gaven ze te drinken en bonden ze aan de bomen in de tuin. De voerknechten van de eerste wagen, waren als eerste klaar en onderzochten de brandplek.
‘Het huis moet vanmorgen nog gebrand hebben. Er heeft ook niemand geblust, alhoewel er voldoende water in de put en in de poel achter het huis is. Dat is toch vreemd. Een herberg en niemand van de mensen is thuis?’ zei één van hen, en begon in de rokende resten te porren. Plotseling trok hij aan een schoen en begon te schreeuwen. Aan de schoen zat nog een been, en het daarbij horende lichaam kon ook onder het puin gezien worden. Verschillende voerknechten verwijderden enkele verkoolde balken, en maakten het lichaam vrij. Het was een oude vrouw, die blijkbaar het huis niet op tijd kon verlaten. Maar dan zagen we, dat ze aan haar hoofd een grote gapende wonde had. Die kon niet van omlaag vallende balken zijn. Dat was met zekerheid een slag van een bijl geweest. Ik huiverde. Hier had een misdaad, een overval plaats gevonden. We waren allen radeloos. Wat moesten we doen? De herberg lag eenzaam in in het bos. Tot het volgende dorp waren het op zijn minst nog twee uur gaan.


Geen opmerkingen: