donderdag 20 februari 2014

Wereldoorlog II en de na oorlogse tijd deel 2

 bewijs van overdracht van de Duitse burgelijke stand aan de Poolse autoriteit

Op 9 mei trekken de eerste Russiche soldaten binnen. Ze bivakkeren bij Bergmann. Als eerste bevelen ze het vertrek van de buitenlandse arbeiders en de krijgsgevangenen. De burgermeester van Blumendorf Paul Neuman vervoert de oost europese arbeiders op 10 mei naar Bunzlau en wordt sindsdien vermist. De volgende dag worden de Poolse arbeiders door Oskar Tietze en Fritz Stannek eveneens naar Bunzlau gebracht. Zij zijn de volgende dag weer heelhuids terug. De Franse en Belgische krijgsgevangenen worden in Schreibershau verzameld.
   
De daarop volgende twee weken werden gekenmerkt door doortrekkende opstandige Russische eenheden die plunderen en verkrachten, ook in Blumendorf. De 15 jarige tweeling van fotograaf Thomas word wekenlang door Russische soldaten verkracht. De in gesloten formaties teruggetrokken eenheden zijn weer gedisciplineerd en nemen alleen eten aan en gedragen zich correct. Mongolische gevechtseenheden worden zelfs bijna als gevangenen vervoert.
 
Er komen ook vluchtelingen door het dorp die hun weg via Tsjechie geblokkeerd zagen en door de Tsjechen beroofd waren. Vooral in Gotthardsberg sliepen tot in juni veel vluchtende Duitse soldaten die niet gevangen genomen wilden worden. Ze wilden persé in schuren slapen, omdat het van daaruit makkelijker ontsnappen was, als er controles waren.
 
Met Pinksteren was er een razzia om mannelijke arbeidskrachten op te pakken. Fritz Rehnert verstopte zich de hele dag onder het hout in zijn werkplaats. De andere mannen komen na enkele dagen terug. Ondertussen wordt de rest van de bevolking mishandeld en beroofd door plunderende Poolse bendes. Ook Polen zelf werden het slachtoffer van hun rovende landgenoten.

Op 21 mei moeten alle motorfietsen, fietsen, radio’s en wapens ingeleverd worden bij Richard Enge. Hij en Oswald John brengen het spul naar Rabishau en Birngrütz.
 
Karl Esche een bommenslachtoffer uit Sachsen die bij Kittelman woonde wordt op 25 mei de burgermeester. Blumendorf valt dan onder de Kommandantur in Ludwigsdorf/Rsgb. Daar moeten ook de in beslag genomen spullen afgedragen worden. 
 
Als beveiliging tegen overvallen en plunderingen door Polen wordt een Duitse politie in het leven geroepen. Met witte armbanden om en trompetten gaan ze ’s avond op patrouille. Op een nacht in mei ontmoeten de Gotthardsberger tien tot de tanden toe bewapende soldaten van het Wlassow – leger die levensmiddelen willen. In de volgende nacht komt men overeen om de Russen als arbeidskrachten onder de boeren in de gemeente te verdelen o.a. bij Ida Menzel en Tietze – Bauer. Komen er soldaten van het Rode Leger, dan verstoppen ze zich.
 
In juni komen er nog steeds doortrekkende kolonnes van Russen, Witrussen en Polen door het dorp. Vluchtelingen en nu ook, uit gevangenschap vrijgelaten Duitse soldaten zijn onderweg naar huis. Zo loopt Gustav Frischling uit Gotthardsberg in twee weken van Beieren naar huis. 
 
Burgermeester Esche die inmiddels ook de gemeentekas en burgerlijke standwerkzaamheden heeft overgenomen, geeft kwartierbonnen uit. Mensen werden gedwongen kwartiergasten onder te brengen en te verzorgen. Zonder vergoeding uiteraard.

Op 1 juli neemt Polen het bestuur over van de Duitse gebieden oostelijk van de Oder – Neiße linie.
 
Onraad! Vele oud – soldaten en en de tien Wlassowsoldaten trekken op 10 juli weg. Ze krijgen pasjes waarin staat dat ze oost – arbeider zijn. Zo hebben ze een overlevingskans. Ook verschillende dorpsbewoners vluchten de volgende morgen het bos in. 
     


II wojna światowa i okresie powojennym

Część 2


9 Maja, pierwsze Rosyjskie żołnierze zajęli wioskę. Oni mają biwak u Bergmanna. Pierwsza komenda jest zwolnic wszystkich pracowników zagranicznych i jeńców wojenny. Burmistrz Kwieciszowice Paul Neumann transportuje pracowników z Europy Wschodniej 10 maja do Bolesławiec i jest zaginiony. Następnego dnia, Oskara Tietze i Fritz Stannek transportuję Polski robotnicy też do Bolesławiec. Oni wrócą następnie dzień bez problemu. Francuskich i Belgijskich jeńców wojennych są zebrane w Szklarska Poręba.

Następne dwa tygodnie idą buntowniczy jednostki Rosyjski przez Kwieciszowice który kradli i gwałtowali. 15-letni bliźniacy fotograf Thomas byli kilka tygodni zgwałcone przez żołnierzy Rosyjskich. Wycofane w zamkniętej formacji jednostek są znowu zdyscyplinowani i biorą tylko jedzenie i zachowują się poprawnie. Mongolski jednostki bojowe transportują prawie jak więźniów. 

Chodzą również uchodźcy przez wioski, którzy ich trasa przez Czechy było blokowane, i oni byli obrabowano przez Czechów. Szczególnie na Boża Góra spali do czerwca wielu uciekających żołnierzy Niemieckich, którzy nie chcieli iść do niewolo. Chcieli koniecznie spać w stodołach, bo łatwiej było uciec z tego miejsca, gdyby było kontroli. 

W Zielonych Świąt było nalot aby złapać mężczyzn do pracy. Fritz Rehnert ukrył się cały dzień pod drewna w swoim warsztacie. Aresztowane mężczyźni wrócili po kilku dniach. Tymczasem reszta mieszkańców są nadużywane i okradziony przez grasujących gangów Polskich. Polacy sami byli również ofiarami swoich grasujących rodaków. 

W dniu 21 maja, wszystkie motocykle, rowery, radia i broni musiał być podany u Richard Enge. On i John Oswald przyniosą rzeczy do Rębiszów i Grudza. 

Karl Esche ofiarą bomby z Saksonii i który mieszkał u Kittelman na 25 maja jest powoływany jako burmistrz. Kwieciszowice podlega Komendantura w Chromiec. Tam musi być również oddane rzeczy skonfiskowane. 

Jako ochrona przed najazdami przez polaków ustawili Niemiecka policja. Z  biały pasmy wybielających i trąbek wychodzą w nocy na patrolu. Jedna noc w maju ludzi z Boża Góra spotkali dziesięć żołnierzy uzbrojonych po zęby z wojsko-Wlassow, którzy chcą żywności. Następnej nocy zgodzą się podzielić ich wśród rolników jako łania. Kiedy pojawią się żołnierze z Armii Czerwonej, chowają się. 

W czerwcu  ciągle pokazują się marszczących konwoje Rosjanie, Białorusinów i Polaków w wsi. Uchodźcy i teraz, zwolniony z niewoli Niemieckich żołnierzy są w drodze do domu. 

Burmistrz Esche, który sam przejął prace stan cywilnego i kasa gminy wydaję kupony kwaterowane. Ludzie byli zmuszony, zakwaterowanie osoby i dać im jeść. Bez odszkodowania, oczywiście.  
 
W dniu 1 lipca Polska przejmuje zarządzanie Niemieckich ziem wschód od linii Odry-Nysa. 

Niebezpieczeństwo! Wiele były żołnierze i dziesięć Wlassow żołnierze odchodzą 10 lipca. Oni dostali karty, na które jest pisane że oni są pracowników z wschodu. Tylko wtedy oni mają szansę na przetrwać. Ponadto, kilka wieśniacy uciekają następnego dnia rano w lesie.

donderdag 13 februari 2014

Wereldoorlog II en de na oorlogse tijd deel 1

Dit verhaal is niet objectief en verteld hoe de Duitse inwoners de tweede wereldoorlog beleefd hebben. Helaas heb ik geen Poolse inwoners gevonden, die in het jaar na de oorlog in Kwietniewo gewoond hebben, om hun kant van het verhaal te vertellen.

 kamp van Hitlerjugend in Gotthardsberg


De eerste tekenen van het nazisme was in de zomer van 1938 toen er achter Gotthardsberg op een wei rechts voor het Wachentor een tentenkamp met 16/17 jarige jongens van de Hitlerjugend uit Sachsen. Ze kwamen aangemarcheerd met rugzakken en dekens. Ze hadden tenten en een veldkeuken bij zich. De eerste nacht sliepen ze bij mensen in Gotthardsberg omdat het al laat was toen ze aankwamen. Ze bleven een week en hielden zich vooral bezig met wandelen in het gebergte. ‘s Avonds werd er gezongen bij het kampvuur.

Tijdens de tweede wereldoorlog werden de meeste mannen opgeroepen om in de Wehrmacht te dienen. In de landbouw werden ze vervangen, in 1939 door Polen en later in 1941 door mannen uit de Oekraine. Zij moesten zich kenbaar maken door een “P” respectievelijk “Ost” op hun kleding te dragen. 
 
In 1940 werd er bij Heimann een lager voor 10 Franse krijgsgevangenen ingericht. In Gotthardsberg bij Ida Günther en Pauline Schöckel woonden 9 gevangen Belgen. Ook bij  Karl Esche (later in 1945 burgermeester) en Ernst Kittelmann waren er krijgsgevangenen ondergebracht.

Ook werden er verschillende geevakueerde families met name uit het Rijnland bij de burgers ondergebracht. Vaak mensen die door bommen, huis en haard waren kwijtgeraakt. De eerste jaren van de oorlog verliepen rustig in deze regio. De geallieerde bommenwerpers konden het gebied niet bereiken. De streek noemde men dan ook wel “Reichsluftschutzkeller”
    
Vanaf januari 1945 trekken de vluchtelingenstromen van Sileziers door het dorp. Soms bleven mensen zelfs maanden in het dorp als de frontlijn veranderde konden ze pas weer verder trekken.
   
De frontlinie liep in februari door het Löwenberger gebied. De vluchtelingen trokken weer verder richting het westen met in hun kielzog de eerder genoemde geevakueerde mensen. De bewoners echter bleven. Boven in het bos werden houten huisjes en hutten gebouwd, omdat de Polen en Oekraieners meehielpen met bouwen, was hun waarde twijfelachtig als bescherming tegen de oprukkende Russen.

Acht Mei 1945 was het wapenstilstandsdag. De Russen waren toen bij Querbach en Rabishau. Hierdoor kreeg Blumendorf niet meer de volle laag. Die dag vluchten vele Blumendorfer de Weinberg op richting de huisjes in het bos. Maar ze keerden om, omdat het bericht kwam dat de oorlog voorbij was. Die namiddag rijdt een russiche soldaat op een motorfiets tot aan Steinhäuser en draait weer om. 
 
Gedurende de tweede wereldoorlog verliezen 35 Blumendorfer soldaten hun leven aan het front of in gevangenschap. Onderaan staan de namen.


powołanie Paul Radisch


II wojna światowa i okresie powojennym
Ta historia nie jest obiektywny i opowiedział, jak mieszkańców niemiecki doświadczyli ten okres. Niestety nie mógłbym znaleźć mieszkańców polski, które żyli pierwszy rok po wojnie w Kwietniewo aby odpowiedzieć ich stronę historię. 

Część 1
W lecie 1938 roku było na łące za Boża Góra przed Wachentor obozu namioty z 16/17-letnimi chłopcami z Hitlerjugend z Saksonii. Maszerowali z plecaki i koce. Mieli namioty i kuchnia polowa z nimi. Pierwszej nocy spali u ludzi na Boża Góra, ponieważ było późno wieczorem kiedy przybyli. Zostali tygodnie i głównie wędrowali po górach. Wieczorem śpiewali przy ognisku. 
 Większość mężczyzn w czasie II wojny światowej, musieli służyć w Wehrmachcie. W rolnictwie, zostały zastąpione w 1939 roku przez Polaków, a później w 1941 roku przez ludzi z Ukrainy. Oni musieli nosić odpowiednio "P" i "Ost" na ubraniu 
U Heimann w 1940 roku było obóz dla 10 Francuski jenców wojenny. Na Boża Góra u Ida Günther i Pauline Schöckel mieszkali 9  jenców z Belgii. Też u Karl Esche (później w 1945) burmistrz i Ernst Kittelmann byli jenców. 
Były też kilka ewakuowano rodzin, głównie od region Renu ktśry mieszkali u ludzi. Często to byli rodzinny który stracili dach na głowie przez bomby aliantów. Pierwsze lata wojny było spokojne w tym regionie. Bombowce alianckie nie mógł dotrzeć aż do tutaj. Region nazwano dlatego "Reichsluftschutzkeller" 
Od stycznia 1945 chodzą wielki grupy uchodźców z Śląsk przez wieś. Czasami ludzie byli nawet miesięcy w wiosce, tylko kiedy zmieniło linia frontu mogli przenieść się ponownie. 
Linia frontu prowadził w lutym przez powiat Lwówecki. Uchodźcy przeniósł się ponownie w stronę zachodu i za nimi ewakuowane osoby wymienionej wcześniej. Mieszkańcy jednak pozostali.  Na górze, w lesie byli budowane drewniane domy i chaty, ponieważ Polacy i Ukraińcy pomogli zbudować w lesie, wątpliwe był ich wartość jako zabezpieczenia przed Rosjanami postępowcy Rosjanami. 
Osiem maja 1945 było dzień od zawieszenie broni . Rosjanie byli wtedy w Przecznica i Rębiszów. Dlatego nie było dużo walka w Kwieciszowice . Tego dnia wiele ludzi z Kwieciszowice uciekli do budowany domów w lesie. Ale wrócili, kiedy przyszła wiadomość, że wojna się skończyła. Tego popołudnia rosyjskiego żołnierza na motocyklu jechał aż do Kolonii Kwieciszowice i tam odwrocił  . 
Podczas II wojny światowej, 35 żołnierzy z Kwieciszowice tracili życie na froncie lub w niewoli. Oni nazywali:

Hermann Rindfleisch
Helmut Rindfleisch
Karl Lorenz
Reinhard Theuner
Paul Joppe
Bruno Knoblauch
Reinhard Hoffmann
Bruno Daniel
Bruno Baumert
Herbert Krinke
Herbert Raschke
Alfred Raschke
Alfred Bergmann
Hermann Kurzer
Alfred John
Fritz Gottwald
Martin Kiesewalter
Paul Neumann
Erich Weise
Martin Scholz
Kurt Scholz
Ernst Scholz
Reinhold Tietze
Gerhard Enge
Paul Enge
Richard Merdon
Fritz Merdon
Paul Merdon 
Walter Raedisch
Ewald Menzel
Alfred Kretschmer
Heinz Guenther
Bernhard Guenther
Gerhard Guenther
Siegfried Dyballa
Georg Neue
Hermann Zoelfel

donderdag 6 februari 2014

Het dagelijks werk deel 2


'Sommerfrischler' te gast bij Kittelman

Er was natuurlijk een soort van overheid in het dorp; zo was er de burgemeester/schout Paul Engman, een burgerlijke standmedewerker en niet vergeten de belastingophaler Paul Rädisch deze woonde in het laatste huis van Steinhäuser. De grondbelasting in 1931 was 16,05  Reichsmark per hectare. De wegen en bermen moesten natuurlijk ook bijgehouden, dat deed de gemeentelijke kantonnier Reinhold Langer. Dan was er nog Paul Härtel, die kwam de huizen langs om de lichtmeter op te nemen. Niet alle huizen hadden schijnbaar meer elektriciteit in huis dan voor het licht. Had je een foto voor een paspoort nodig dan hoefde je daarvoor het dorp niet uit. Je kon terecht bij de fotograaf Alfred Thomas in Steinhaüser. Als je foto klaar was hing hij buiten in de vitrinekast, zodat het hele dorp kon zien hoe fotogeniek je was. Thomas maakte uiteraard niet alleen pasfoto’s alle belangrijke gebeurtenissen werden door hem op de plaat vastgelegd.

Na al dat zware werken was er van tijd tot tijd gelegenheid voor ontspanning. Voor een feest of een goed glas bier kon je terecht bij de twee gasthuizen die het dorp rijk was. In Steinhäuser had je Herman en Selma Urban en in Blumendorf had je de zaal van Emil Meisner. Bij Meisner was ook een tijdlang de rechtbank en het postkantoor met de enige openbare telefoon in het dorp.

Behalve bij de twee gasthuizen waren er nog de eerder genoemde “Sommerfrische” waar je kamers kon huren. Die waren o.a. bij Schwill, Tietze – Maurer, kleermaker Kittelmann en Willner.

Een arts was er niet in Blumendorf, de dichtstbijzijnde huisartsen waren; Schleuder en Petersen - Borstel woonden in Alt Kemnitz. Voor de meer gespecialiseerde artsen zoals de oogarts of kno arts moest men naar Hirschberg. In Friedeberg was een tandarts. Er was geen arts en men vroeg altijd Jaster om hulp. Zo had er eens een man tandpijn, maar Jaster had nooit tanden getrokken en zijn vrouw wilde geen problemen met de overheid hebben. Maar de man die ook geen geld had stond er op. Jaster gaf op het moment les, maar de man wachtte. Naderhand gaf Jaster hem een borrel en trok de tand. Een half jaar later kwam de man aanzetten met een karretje met daarop een grote meloen

Hoewel er een gepensioneerde politie hoofdman in het dorp woonde, moest je voor een politie agent in Alt Kemnitz zijn. Deze laatste kwam dan op zijn dienstpaard. Joseph Kern, de oud politieman woonde in een huis dat heel mooi beschilderd was. “Alsof het uit Beieren kwam”, zeiden de mensen. Het was het laatste huis aan de linkerkant aan de Viebig en was ook een “Sommerfrische”. Er was overigens wel een gevangenis, de rechter ruimte van de brandweerkazerne diende hiervoor.

Codzienna praca 2

z banku Kwieciszowicki

 
Oczywiście, że był jakiś rząd we wsi, więc nie było burmistrz lub sołtys Paweł Engman, pracownik rejestru cywilnego i nie zapomnij celnik Paul Radisch który żył w ostatnim domu koloni. Podatek od nieruchomości w 1931 roku było 16,05 Reichsmark za hektar. Drogi i pobocza były utrzymane, to zrobił komunalnych powiat Reinhold Langer. Potem był Paweł Hartel, który przyszedł do domu, aby pisać światłomierza. Domy miały tylko energii elektrycznej w domu dla światło. Kiedy potrzebowałeś zdjęcie dla n. p. paszportu ​​nie miał znaczenia. Można skontaktować się z fotografem Alfred Thomas w koloni. Jeśli obraz został ukończony, powiesił w gablocie, tak, że cała wieś mogła zobaczyć, jak jesteś fotogeniczna. Thomas oczywiście nie tylko robiło zdjęcia paszportowe, wszystkie najważniejsze wydarzenia zostały zarejestrowane przez niego.

Po za ciężka praca była tam od czasu do czasu możliwość dla relaksu. Na imprezę lub szklance piwa można przejść do dwóch karczma w wsi. W koloni byli Herman i Selma Urban i w Kwieciszowice był sala Emil Meisnera. U Meisnera był także sądu i poczta. Również tam można znaleźć jedynego telefonu publicznego we wsi .

Oprócz z dwóch karczmy, był możliwość wynająć prywatne pokoje w parę "Sommerfrische" . Mogłeś ich znaleźć m. i. u Schwill, Tietze - Maurer, krawiec Kittelmann i Willner .

Lekarz nie było Kwieciszowice najbliższe lekarze domowe byli ; Schleuder i Petersen – Borstel i mieszkali w Starej Kamienicy. Dla bardziej wyspecjalizowanych lekarzy takich jak okulisty lub laryngolog musiałeś jechać do Jeleniej Góry. W Mirsk był dentysta. Nie było lekarza i ludzi zawsze prosili pomoc Jastera . Raz, człowieka bolało zęba, ale Jaster nigdy nie wyciągnął zęby i jego żona nie miała żadnych problemów z rządem. Ale człowiek, który nie miał pieniędzy nalegał. Jaster udzielał w tej chwili lekcji, ale człowiek czekał . Potem Jaster dał mu drinka i pociągnął ząb. Sześć miesięcy później mężczyzna wyszedł z koszyka zawierającego dużą dynia.

Chociaż mieszkał emerytowany szef policji we wsi, trzeba woląc policjant w Rębiszów lub Stara Kamienica kiedy był problem. Ten ostatni jechał na policyjne konia. Nie było jednak więzienie, pokój w remizy służył temu celowi. Joseph Kern ten były policjant mieszkał w domu, który był bardzo ładnie pomalowane. "Jak gdyby pochodził z Bawarii", mówili ludzi. Był to ostatni dom po lewej stronie na Viebig a także było tam " Sommerfrische ".








donderdag 30 januari 2014

Het dagelijkse werk deel 1


Familie Mueller-Exner


In een klein dorp als Blumendorf waren lang niet alle beroepen vertegenwoordigd. Maar voldoende om een dorp als dit, draaiende te houden. Ik beschrijf hier hoe de mensen in het begin van de vorige eeuw hun brood verdienden. En dat was zeker niet gemakkelijk in een gebied waar het toentertijd vanaf begin november tot diep in april echt winter kon zijn.

Wat is er dan voor een mens het belangrijkste? Juist dat hij te eten heeft, en minstens zo belangrijk dat hij zijn huis warm kan houden. Natuurlijk had ieder zo zijn eigen groentetuin maar met dat alleen red je het natuurlijk ook niet.

Allereerst was er voor het dagelijkse brood de bakker; Alfred Gotsche, maar over hem heb ik al in een eerder bericht geschreven. 

De buurman van Gotsche was de groentehandelaar Fritz Stannek. Blijkbaar kon de burger toch niet alles zelf kweken en kon dan bij Stannek terecht.

Aan de andere kant van de weg lag een winkel in “Kolonialwaren”. De naam zegt het al men verkocht spullen uit de exotische windstreken. Daar zullen ongetwijfeld ook eetbare dingen bij zijn geweest. Maar ook voor bijvoorbeeld serviesgoed kon je daar terecht.

In dezelfde buurt lag ook de levensmiddelenwinkel van Daniel. Snoepgoed hoort daar ook bij. “Nissel” was een lekkernij, het was een soort bonbon waar de kinderen dol op waren. Daniel was tevens ook boer.

Tegenover de school woonde slager Gringmuth, die ging vaak met de boeren mee naar de veemarkt om slachtvee in te kopen. Hij had een speciale kelder waar je ijs, om het vlees goed te houden, tot diep in de zomer kon bewaren. Het ijs hiervoor werd in de winter uit  visvijvers gezaagd. Zeer tot verdriet van de jeugd die dan niet meer kon schaatsen.

Om te koken heb je pannen en potten nodig, er woonde een handelaar die daar in deed hij heette Friedrich Vogel.

Maar veruit de grootste beroepsgroep waren de tuinders en de boeren. Herenboeren of kleine boeren het maakt niet veel uit. Hoewel deze laatste groep (vaak voormalige lijfeigenen) meestal nog een ander baantje erbij had. Wat moest je ook als er in de winter een maand of vijf sneeuw lag. Vaak waren deze boeren dan ook bosarbeider, of maakten ze in de winter hooirieken of hooiharken. Die laatste waren bijna wel twee meter breed. Een minder alledaags nevenberoep in de herfst was “Zapfenpflücker”, oftewel kegel- of dennenappelplukker. Het zaad werd gebruikt om plantgoed te kweken voor in de bosbouw. Op die kwekerij werkten dan weer vaak de echtgenotes bij het verspenen van de plantjes of het aanplanten van bos. Voorwaar een zwaar beroep; boer, ook voor de echtgenotes die het vee moesten melken, en meewerken op het land en bijv. met zware gietijzeren kannen water uit de beek moesten scheppen om het land te kunnen bewateren. Het vee moest eerst naar de weiden gedreven worden. Vaak over de Viebig oftewel veeweg, naar de Hutch, ooit de gemeenschappelijke weiden van Blumendorf op de Steinberg. Vlakbij lag ook de Schafschwemme (bij de oude brug). Daar damde men als het nodig was de beek af, zodat de schapen gewassen konden worden, vlak voor het scheren. Het land werd soms bewerkt met het paard, maar meestal waren het ossen die het zware werk moesten doen. Een arme boer spande zelfs de koeien voor de wagen. Landbouw op grote hoogte is veel moeilijker dan in het warmere, vlakke laagland. Behalve grasland verbouwde men vooral rogge, aardappelen, gerst, koren, haver, voederbieten en klaver voor het vee. Meestal nog een rij klaprozen voor het maanzaad. Dat werd vooral gebruikt in gebak. Fruitbomen en de groentetuin waren vlak bij de boerderij. Alles was met een hekwerk afgezet, want reeën en wilde zwijnen kwamen vooral in de herfst en winter uit het bergbos op zoek naar voedsel. En zoals bij een grote groep betaamt was er ok een boerenleider in het dorp, vele jaren lang was dat Richard Enge. Veel mensen hielden ook bijen, dat was niet voor de hobby, het hoorde er gewoon bij om in je levensbehoefte te voorzien. Zelfs leraar Jaster hield bijen. Een buurman werd wel eens door die bijen gestoken, als schadevergoeding moest Jaster hem elk jaar een pot honing geven.

Het huis verwarmen deed bijna iedereen met hout. Als je zelf geen bos had, kocht je het waarschijnlijk bij de boswachter Fritz Dyballa. Horst Friedrich vertelde dat hij als kleine jongen vaker met zijn vader op een manshoge slee volgeladen met brandhout van Gotthardsberg naar Blumendorf gleed. Remmen en sturen kon je beetje door je voeten in de sneeuw te planten. Om vaart te verminderen bond met een stam aan een ketting achter aan de slee. Je kon je huis ook met steenkool of briketten verwarmen. Je kon het kopen bij boer Oscar Tietze en bij het filiaal van de Raiffeisenbank. Die werd gerund door Herman Zölfel en zijn zoon Paul. De Raiffeisenbank was een boerencoöperatie, je kon er ook o.a. zaad- en pootgoed of kunstmest kopen.

Wat heeft een mens zoal nog meer nodig. Kleren natuurlijk. Daarvoor kon je terecht bij Emil Kittelman. Hij was de kleermaker van het dorp. Kleren maken de man. Maar ook Walter Richter was een kleermaker. Bij nieuwe kleren horen ook nieuwe schoenen. Die enkele keer dat je nieuwe kleren koopt steek je, je uiteraard helemaal in het nieuw. Daarvoor kon je naar Steinhäuser daar woonde de schoenmaker Oscar Merdon. Hij was niet de enige schoenmaker, er waren er nog twee in het dorp. In de jaren twintig was Bruno Müller de kapper. Een salon had hij niet, hij kwam gewoon aan huis. Maar de mensen van Blumendorf gingen ook in Kunzendorf naar de kapper, terwijl die van Gotthardsberg naar Ludwigsdorf gingen. In het kleine huis dat bij de Molen hoorde, met de romantische naam “Annaburg” woonde bij bakker Gotsche ooit een jonge vrijgezelle kapper in. Maar hoe hij heette is niet meer bekend.

De boeren vormden het belangrijkste deel van de beroepsbevolking, maar zij hadden natuurlijk ook hulp nodig om hun bedrijf draaiende te houden. Wat te denken van een smid, Friedrich Böhm was een hele goede. Paarden beslaan is slechts een deel van het werk in een smederij. Friedrich werkte vaak samen met Fritz Rehnert bij het maken van allerhande voorwerpen zoals aanhangwagens. Deze Rehnert had gouden handjes; hij maakte en bedacht allerlei machines, maar hij maakte ook bijv. arrensleden en schaatsen. Voor alles waar een motor op zat kon je terecht bij Alfred Nocke. Zo bouwde hij voor Willi Knoblauch een motormaaimachine. Alfred Nocke had zelfs een echte showroom. Daar kon men zich vergapen aan de nieuwste DKW motorfietsen. Nocke was trouwens de enige in het dorp die een auto bezat. Een benzinepomp was het dorp niet rijk, gelukkig was er in Kunzendorf wel één.

Een veearts was er niet in het dorp maar als er een probleem was met de geboorte van een kalf deed men een beroep op boer Heinrich Exner. Deze had veel ervaring met moeilijke geboortes bij kalveren en kon in veel gevallen de geboorte tot een goed einde brengen.

Was er op het eind van een jaar zwoegen en ploeteren nog geld over, dan kon je het kwijt bij de eerder genoemde Zölfels die de Raiffeisen Kreissparkasse in Blumendorf vertegenwoordigde. De kluis stond naar verteld wordt onder de trap.

Waar veel bos is, is ook veel hout. Dus houtzagerijen aangedreven op waterkracht waren er ook o.a. bij het huis van Mathilde Kittelman. Logisch dus dat er ook een timmerman was; Paul Stein. Adolf Müller was een metselaar en Herman Kürzer steenbreker en tot slot Paul Hentschel was schilder. Al met al genoeg expertise om een heel huis te kunnen bouwen. Aan de weg van Gotthardsberg naar Antoniwald stond een zog. “steenschuur”. In deze schuur konden de verse ca. 30 cm lange lemen bakstenen langzaam drogen


Codzienna praca 1
Rzeznik Gringmuth i gospodarz Frischling, na woz stoi cielak


W małym mieście jak Kwieciszowice nie wszystkie zawody były reprezentowane. Ale wystarczyło aby wytrzymać wsi jak nasze. Opiszę tutaj jak ludzie na początku ubiegłego wieku zarabiali na chleb. I że nie było to łatwe w miejscu, gdzie może być w tym czasie, od początku listopada do końca kwietnia prawdziwej zimy.

Co jest ważne dla człowieka? Trzeba przyznać, że to jest jedzenia, i tak samo ważne, że może podgrzewacz swój dom. Oczywiście, każdy z nich miał swój własny ogród warzywny, ale tylko to nie wystarczyło.

Po pierwsze, było na codziennie chleb piekarz Alfred Gotsche. Ale już napisałem o nim w wcześniejszym poście .

Sąsiad Gotsche był warzywniaku Fritz Stannek. Prawdopodobne ludzie w wsi nie mogli hodować wszystko w ogródko. I za to mogli iść do Stannek.

Po drugiej stronie ulica było sklep w "Kolonialwaren". Nazwa mówi sprzedawane rzeczy z egzotycznych zakątków świata . Tam z pewnością również były rzeczy jadalne. Na serwis także do potraw można tam pojechać.

W tej samej okolicy był również sklep spożywczy Daniela. Słodycze też jeden z nich. "Nissel" było super, to był rodzaj cukierków, że dzieciom się podobało. Daniel był również także rolnik .

Naprzeciwko szkoły mieszkał rzeźnik Gringmuth, który często chodził razem z chłopy do targ aby kupić bydła. On miał specjalną piwnicę, gdzie można zachować lód żeby konserwować mięso. Lód została wycięta ze stawów rybny w zimie. To byli wielki rozczarowaniu dla młodzieży, którzy przez to nie mogli dalej jechać na łyżwach.

Na gotowanie sa garnki i patelni potrzebne, w wsi mieszkał handlarz w garnki, który nazywał Friedrich Vogel.

Jednak zdecydowanie największą grupą zawodową byli ogrodnicy i rolnicy. Wielki rolnicy lub drobnych rolników, to nie ma większego znaczenia. Chociaż ta ostatnia grupa (często byli poddani) zwykle miał jeszcze innej pracy. Co miałeś robić jak w zimie leżał pięć miesiące śnieg. Często te rolnicy byli wtedy również pracowników dla leśnicy. Często one w zimy robili rożnych typów grabie do siana. Czasami były prawie dwa metry szerokości . Mniej powszechne praca w jesienią był "Zapfenpflücker" lub zbierać stożek sosna lub świerk. Nasiona wykorzystane na hodowanie sadzonki do uprawy w lesie. Następnie pracował ponownie często żony rolnika podczas przesadzania roślin na szkółka lub sadzenia lasu. Naprawdę trudny zawód, rolnik, i na pewno dla ich żon, które musieli udoić bydło, i pracować na polu, np. z ciężkich żelaznych dzbanki zbierać wody z potoku do odlewanie pole. Najpierw bydło musiało napędzany do pastwisko. Często przez Viebig (droga bydła) do Hutch, to kiedyś wspólnym wypas Kwieciszowic na Steinberg. Blisko był Schafschwemme (kolo stary most). Tam można budować tamę w strumienia kiedy była potrzebna myc owce przed goleniem. Czasami pracowali z koniem na pole, ale głównie to woły robili ta ciężkich praca. Biedny rolnik nawet wykorzystać krowy do tego praca. Rolnictwo na dużej wysokości jest o wiele trudniejsze niż w cieplejszych, płaskich nizinach. Oprócz siano głównie uprawiane żyto, ziemniaki, jęczmień, kukurydza, owies, koniczyna i pasza dla zwierząt gospodarskich. Za zwyczaj był jeden rząd maków. Mak był używany głównie w ciasta. Drzew owocowych i ogród warzywny był w pobliżu gospodarstwa. Wszystko było ogrodzone, ponieważ jelenie, sarnę i dziki głównie w jesienią i zimą poszli z górskim lesie poszukać pożywienia. I jak należy na duże grupy było liderem chłop we wsi, przez wiele lat to było Richard Enge. Wiele osób mieli również pszczoły, to nie było na hobby, to było potrzebne na zarabiać na chleb. Nawet nauczyciel Jaster trzymał ul. Jego sąsiad Lorenz był czasami ukąszony przez jego pszczoły, Jaster jaki odszkodowanie miał każdego roku dać mu słoik miodu .

Prawie każdy ogrzewał dom z drewna. Jeśli sam nie miałeś las, prawdopodobnie kupiłeś drewno u leśnik Fritz Dyballa. Horst Friedrich powiedział, że on często jako mały chłopak razem z ojcem w na sanki załadowane drewnem zjechał od Boża Góra do Kwieciszowice. Hamowania i kierownicy było sadzenie nogi. Można również ogrzewać domu z węglem lub brykietów. Było możliwe kupić to u rolnika Oscar Tietze lub filiał Raiffeisenbank .Który był prowadzony przez Hermana Zölfel i jego syna Paul. Raiffeisen Bank był spółdzielczy rolników, można tam również kupić nasiona i sadzonki lub nawóz .

Co potrzebują człowiek jeszcze? Ubrania, oczywiście! Za to można było skontaktować się z Emil Kittelman. Był krawcem wsi. Szata czyni człowieka. Ale Walter Richter był również krawcem. U nowych ubrań powinny być nowe buty. Tak rzadko kupisz nowe ubrania to lepiej wszystko naraz nowego. Po buty można było przejść do koloni, tam mieszkał szewc Oscar Merdon. Nie tylko on był szewcem, były jeszcze dwa więcej w wiosce. W latach dwudziestych, Bruno Müller był fryzjer. Salon nie miał, on po prostu poszło do ciebie do domu. Ale ludzie z Kwieciszowice też poszli do Proszowa po fryzury, ludzie z Boża Góra poszli do Chromiec. W małym domu, który należał do młyna, z romantycznym imieniu "Anna Burg" mieszkał u piekarz Gotsche kiedyś młody fryzjer, kawaler. Ale jego nazwisko nie jest znane .

Rolnicy byli oczywiście największą częścią siły roboczej w wsi, ale oni oczywiście potrzebowali tez pomóc w utrzymaniu ich działalności. Co myśleć o kowala, Friedrich Böhm był bardzo dobry. Kucia koni to tylko część pracy w kuźni. Friedrich często pracował razem z Fritz Rehnert w produkcji różnego rodzaju obiektów, takich jak przyczepy. Ten Rehnert miał złote ręce, a on wymyślił wszystkie rodzaje maszyn, ale również robił rzecze jak sanki i łyżwy. Za wszystko, co było na motocyklu, mogłeś iść się do Alfreda Nocke. Zbudował dla Willi Knoblauch kosiarki. Alfred Nocke nawet miał prawdziwy salon. Tam można było podziwiać najnowsze motocykle DKW. Nocke był również jedynym w miejscowości, który był właścicielem samochód . Stacja benzynowa nie była w wsi, na szczęście było jedno w Proszowa.

Weterynarz nie był w wiosce, ale kiedy było problemu z urodzenia cielaka, poszli do rolnika Heinrich Exner. On miał duże doświadczenie z trudnymi urodzeń cieląt i może przynieść wiele narodzin do pomyślnego zakończenia,

Pozostały na koniec roku jeszcze trochę pieniądze, to może to dac na twoje konto u wyżej wymienionych Raiffeisen Kreissparkasse w Kwieciszowice reprezentowane przez Zölfels. Powiedzieli z trezor stał pod schodami.

Tam gdzie dużo lasów, tam także jest dużo drewna. Więc tartaki napędzane siłą wody były parę w wsi m. i. w domu Mathilde Kittelman. Logiczne jest zatem, że istnieje również stolarz: Paul Kufel. Adolf Müller był murarzem i Herman Kürzer kamieniarz i na końcu Paul Hentschel był malarzem. Wystarczy w sumie doświadczenie budować cały dom. Kolo droga od Boża Góry do Antoniów było budowane otwarte stodoła do wysuszenie cegły. W tej stodole świeże 30 cm długości powoli suszone cegły z glina.